Kledingverkoopster Greet Elbertsen: Mensen vertrouwen je best veel toe
Ze frunniken aan je, horen levensverhalen aan, verdragen desnoods gefoeter. Maar wat denken ze van je? Deel 3 (slot): de kledingverkoper.
Elke werkdag van kledingverkoopster Greet Elbertsen (58) uit Lunteren is anders. „Je kleedt mensen helemaal aan – én ieder mens is uniek. Dat maakt het hier nooit saai.”
Elbertsen werkt sinds veertien jaar bij Klein Kleding in Putten. Op de damesafdeling. Voor die tijd werkte ze in een andere modezaak, en toen ze nog „heel jong” was naaide ze poppenkleertjes met een handnaaimachine. Later volgde ze een opleiding tot coupeuse en costumière.
Of ze inmiddels kan voorspellen of een klant die de winkel binnenstapt iets zal kopen of niet? Dat ook weer niet, lacht ze. „Het blijft toch een verrassing. We hebben natuurlijk vaste klanten van wie je weet dat ze niet zonder iets de deur uitgaan. Maar bij nieuwe gezichten blijft het afwachten. Ik groet, en laat iemand dan rustig rondkijken.”
Ruimte voor de klant is belangrijk, Elbertsen zegt het een paar keer: „Opdringen moet je nooit doen.” Bij Klein krijgen mensen letterlijk de ruimte, ook wat tijd betreft. In het hart van de zaak is een koffiehoek ingericht, waar goede cappuccino wordt geschonken en kinderen een speelhoekje hebben. De muren zijn er kalmerend grijs, in een glanzend zwarte vaas staan grote, lichtroze bloemen.
Soms manoeuvreert Greet Elbertsen een klant die niet kan kiezen tussen twee kledingstukken even naar die koffiehoek. Dat helpt, weet ze. Na even uitblazen, nadenken en rust voor de ogen weten ze dan vaak welke jurk het wordt. „Of ze nemen ze toch allebei. Wat ik natuurlijk niet erg vind.”
Eerlijkheid
Verkopen is het hoofddoel, daarover laat Elbertsen geen misverstand bestaan, maar in een kledingzaak gebeurt veel meer dan dat. Verkopen, dat is namen proberen te onthouden, niet vanuit de verte wijzen: ”daar ligt die sjaal, zoekt u maar”, het betekent toestemming vragen om de telefoon op te nemen terwijl je met een klant bezig bent. En het vraagt eerlijkheid, vindt Elbertsen. „Ik wil niet dat een klant de deur uitgaat met iets wat haar niet staat”, zegt ze. „Het is tenslotte geen reclame voor ons als een vriendin zegt: Waar heb je dát vandaan? Dit staat je helemaal niet! Door de jaren heen heb ik wel geleerd welke kleur ik niet hoef te halen voor bepaalde kleurtypes. Daarbij ga ik op mijn gevoel af en op wat ik zie. Iemand met een roze blos moet je doorgaans geen rood adviseren. Tenzij de klant die kleur natuurlijk zelf echt wil hebben.”
Tevreden klanten maken Elbertsen blij. „Vorige week was hier een vrouw die met volle tassen de deur uitging, terwijl ze dat niet van plan was geweest. Ze was weg van de kleuren van dit seizoen – er zijn héél veel kleuren nu. En ze had geen spijt, hoorde ik achteraf. Dat is geweldig. Direct daarna kwam er een dame die al die kleuren verschrikkelijk vond. Zo gaat dat.”
Toen Elbertsen begon als kledingverkoopster, zag de mode er anders uit. Zo werden er volop pakjes verkocht: jasjes met bijbehorende rokken. „Nu wordt er meer gemixt, vooral jongeren doen dat. Een bloes van het ene merk met een rok van een ander merk kan prima. Ik vind het een sport om te mixen.” Ze wijst op de kleding die ze tijdens het gesprek draagt – taupe jasje, gestippeld topje eronder, gebroken witte sjaal eroverheen, een lichte rok. „Ik draag hier iets van vier merken bij elkaar.”
Stel, een vrouw zoekt kleding voor een bruiloft, maar heeft geen idee wat ze wil. „Ik vraag dan in welke richting ze denkt: een jurk? Jasje met rok? De echtgenoot heeft vaak al een pak – welke kleur is dat? Daarna gaan we een rondje maken. De klant zegt soms opeens: Dat is leuk. Dan heb je een begin.”
Bij Klein komen mensen uit alle lagen van de bevolking en vanuit het hele land, en er is merkkleding te koop in stijlen van modern tot klassiek. „Bij een vrouw met een klassieke uitstraling weet ik wel ongeveer wat ze zal kiezen. Onlangs hadden we jasjes in de collectie met rafeltjes aan de buitenkant; dat neemt de klassieke persoon waarschijnlijk niet, ze zal eerder een glad, perfect pakje nemen. Klassieke kleding is trouwens wel veranderd, heeft meer details gekregen.”
Onzekerheid
Of Klein Kleding ook lastige klanten heeft? Elbertsen schudt haar hoofd. „Lastig – dat is niet het goede woord. We hebben allemaal wel eens niet onze dag. Sommigen zeggen vooraf: Ik ben heel lastig. Maar ik denk dat iemand het vooral zélf moeilijk heeft als hij of zij niet kan kiezen.”
Ze kent een klant die onmiddellijk weet wat ze wil; ze laat dat inpakken en gaat weer, zegt Elbertsen. Anderen willen altijd geholpen worden. „Ik denk aan iemand die rechtstreeks naar me toe komt en, nog voor ze heeft rondgekeken, vraagt: Ben je bezig? Kun je me helpen? Ik vind dat leuk. Die mevrouw klinkt heel beslist, en toch zit er iets van onzekerheid bij.
En haha. Ik moet nu denken aan een vrouw die –jaren geleden– net voor sluitingstijd binnenkwam, ze had iets nodig voor diezelfde avond. Een kwartier later vertrok ze met een prachtig pak. Zo gaat het trouwens altijd bij haar, ze moet dan snel iets hebben, en dat lukt nog ook.”
Elbertsen heeft inmiddels haar ‘eigen’ klantenkring, mensen die speciaal van haar advies willen krijgen. „Je bouwt in dit werk ook een persoonlijke band op”, zegt ze. „Mensen vertrouwen je best veel toe, terwijl je hen helpt in de paskamer; vooral ouderen kunnen dan wel wat hulp gebruiken. Je bent geen maatschappelijk werker, maar je biedt wel een luisterend oor tijdens het passen.”
Vriendelijk blijven, dat is een must voor verkopers, vindt Greet Elbertsen. „En geduldig zijn. Dat moet je leren. Twintig jaar geleden was ik heel wat ongeduldiger.”
www.rd.nl/uiterlijkinnerlijk voor deel 1 en 2 in een drieluik: de kapper en de kleur- en stijladviseur.