Gezondheid

„Patiënt met boezemfibrilleren is beter af op AF-poli”

Met een vergrijzende bevolking stijgt het aantal patiënten met boezemfibrilleren. De behandeling van deze hartritmestoornis laat nogal eens te wensen over, zo bleek in 2005 uit een grote Europese studie. Het was voor zorgverleners in Maastricht reden om een speciale poli te starten.

Anca Boon
13 March 2013 09:44Gewijzigd op 15 November 2020 02:27
In Maastricht opende in 2007 de AF-poli voor mensen met boezemfibrilleren. Uit onderzoek waarop gespecialiseerd verpleegkundige Jeroen Hendriks volgende week hoopt te promoveren, blijkt dat de zorg aan deze groep patiënten met de AF-poli daadwerkelijk ver
In Maastricht opende in 2007 de AF-poli voor mensen met boezemfibrilleren. Uit onderzoek waarop gespecialiseerd verpleegkundige Jeroen Hendriks volgende week hoopt te promoveren, blijkt dat de zorg aan deze groep patiënten met de AF-poli daadwerkelijk ver

Het Hart en Vaatcentrum van het Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC) nam tussen 2003 en 2005 deel aan de Euro Heart Survey, een studie in 35 Europese landen, waarvoor in totaal ruim 5000 patiënten met atriumfibrilleren (AF) werden gevolgd.

De conclusies van het onderzoek waren helder: bij patiënten die niet volgens de richtlijnen werden behandeld, deden zich vaker complicaties voor, zoals een beroerte, en was de kans op een ziekenhuisopname en op overlijden groter.

De navolging van de richt­lijnen bleek ook in Nederland te wensen over te laten. Op basis van die uitkomsten besloten de zorgverleners in Maastricht tot een reorganisatie van de zorg aan patiënten met boezem­fibrilleren. Dat resulteerde in de oprichting van de AF-poli in 2007.

Drie elementen dragen de poli, zegt gespecialiseerd verpleegkundige en gezondheidswetenschapper Jeroen Hendriks.

In de eerste plaats zien gespecialiseerd verpleegkundigen de patiënt tijdens het spreekuur. De cardioloog houdt toezicht en blijft eindverantwoordelijke, maar hij is alleen in beeld tijdens het eerste consult. Hij schuift aan tegen het einde van het gesprek, stelt de medische diagnose, start de behandeling en schrijft de benodigde medicatie voor. „Een belangrijk voordeel is dat de verpleegkundige meer tijd kan nemen voor een consult dan een cardioloog.”

In de tweede plaats gebeuren zowel de medische onderzoeken als de behandeling van de hartritmestoornis volgens de internationaal geldende richtlijnen.

Als derde belangrijke pijler van de AF-poli noemt Hendriks een softwareprogramma voor atriumfibrilleren. „Het is een elektronisch patiëntendossier, checklist en kennissysteem ineen. Het programma heeft veel informatie nodig over de patiënt.”

Die informatie bestaat uit vragenlijsten die mensen voorafgaand aan het ziekenhuis­bezoek invullen, maar ook uit de resultaten van medische onderzoeken, zoals een ECG, een 24 uurshartritme­registratie, een hartfilmpje, bloedanalyse en lichamelijk onderzoek. „Op basis van deze informatie geeft het programma een individueel risicoprofiel en een behandeladvies.”

Het computerprogramma voorkomt bovendien dat de zorgverlener iets over het hoofd ziet. „Wanneer er bijvoorbeeld geen echo-onderzoek is ingevoerd, krijg ik de vraag of dat klopt. Dat voorkomt onvolledige diagnostiek en daarmee een mogelijk verkeerde diagnose en behandeling.”

Veelvoorkomend

Boezemfibrilleren is de meest voorkomende hartritmestoornis. Het risico op de aandoening neemt toe met de leeftijd. Van de 80-plussers heeft zo’n 5 tot 15 procent hiermee te maken, weet Hendriks. „Met de vergrijzing van de bevolking zal het aandeel de komende jaren alleen nog toenemen.” Wordt de aandoening niet goed behandeld, dan verhoogt dit de kans op een beroerte.

Om deze ernstige complicatie te voorkomen, moet een deel van de patiënten met boezemfibrilleren bloedverdunners slikken. In principe betreft het degenen die naast de hartritmestoornis ook kampen met een verhoogde bloeddruk, suikerziekte en hartfalen. Heeft iemand eerder een beroerte of een tia gehad, dan moet hij of zij sowieso anti­stollingsmedicatie krijgen.

Tijdens het spreekuur geeft de gespecialiseerd verpleegkundige niet alleen informatie over de aandoening, maar vertelt hij ook wat patiënten zelf kunnen doen om hun gezondheid te verbeteren, hoe ze hun medi­cijnen moeten innemen, in hoeverre ze bij een ritme­stoornis thuis kunnen blijven en wanneer ze contact moeten opnemen met het ziekenhuis.

De afgelopen jaren onderzocht Hendriks of de aanpak op de AF-poli de zorg aan patiënten met boezemfibrilleren ook echt verbetert; een studie waarop hij donderdag hoopt te promoveren. Een groep van 712 patiënten werd daarvoor gemiddeld 22 maanden gevolgd. Van hen bezocht de ene helft de AF-poli, de andere helft bezocht –zoals gebruikelijk– de cardioloog.

Gedurende het onderzoek maakten 68 mensen uit de groep die de normale behandeling kregen een ziekenhuis­opname door vanwege hart- en vaatproblemen. In de groep die de AF-poli bezochten, waren dat er 48. Voor wat betreft de sterfte was het verschil nog groter: vier op de AF-poli ten opzichte van veertien die de standaardzorg kregen. „Het strikt navolgen van de richt­lijnen op de AF-poli geeft dus een significante verbetering van de uitkomsten. Waar ligt dat aan? Ik denk aan de integratie van de drie genoemde elementen: het inzetten van een gespecialiseerd verpleegkundige, behandeling volgens de lichtlijnen en het gebruik van een goed softwareprogramma.”

De AF-poli kan op één punt nog beter, vindt Hendriks. Graag zou hij zien dat patiënten voor de medische onderzoeken en voor het eerste consult maar één keer naar het ziekenhuis hoeven te komen. „Nu krijgen ze de ene week de onderzoeken en de volgende week zie ik hen op het spreekuur voor de diagnose. We willen de poli binnenkort zo inrichten dat ze ’s ochtends de onderzoeken ondergaan en ’s middags al de uitslag krijgen.”


AF-poli
MUMC, Maastricht

www.afpoli.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer