Presidentsverkiezing Azerbeidzjan: Alijev is dood, leve Alijev
De inwoners van Azerbeidzjan kunnen woensdag naar de stembus om een opvolger te kiezen voor hun zieke president Hajdar Alijev. De winnaar van de verkiezingen lijkt al vast te staan: Ilham Alijev, de zoon van Hajdar.
Ruim 35 jaar lang heerste Hajdar Alijev (80) met ijzeren vuist over de 8 miljoen inwoners van de Zuid-Kaukasische republiek aan de Kaspische Zee. Alleen na de ineenstorting van het communisme en de daaropvolgende onafhankelijkheid van Azerbeidzjan (1991) moest de voormalige KGB-baas, oud-chef van de lokale Communistische Partij en ex-lid van het Politbureau van de Sovjet-Unie even pas op de plaats maken. Alijev -indertijd berucht om zijn uitvoerige eerbetuigingen aan Sovjetleider Leonid Breznjev- speelde toen korte tijd de tweede viool als rechterhand van Abulfaz Elchibey. Maar toen de oppositie tegen deze onervaren president groeide, distantieerde Alijev zich van hem en werd hij in 1993 tot diens opvolger gekozen.
Graag had Alijev senior ook na woensdag doorgeregeerd. Zijn slechte gezondheid dwong hem twee weken geleden echter zijn kandidatuur voor een nieuwe ambtstermijn in te trekken. Eind april was de president tijdens een openbare toespraak flauwgevallen, waarna hij uit de publiciteit verdween. In juli vertrok hij naar het buitenland. Na een tussenstop in een militair ziekenhuis in de Turkse hoofdstad Ankara verblijft hij sinds begin augustus in Cleveland (Ohio) in de Verenigde Staten, waar artsen proberen zijn hart- en nierkwaal te bestrijden - naar het schijnt zonder veel succes.
Op zijn ziekbed had Alijev voldoende tijd om na te denken over de vraag hoe het verder moet met zijn land. De president besloot de macht over te dragen aan zijn zoon Ilham (42). Begin augustus benoemde hij hem tot minister-president. Toen werd ook duidelijk waarom Hajdar het jaar daarvoor in de nieuwe grondwet had laten opnemen dat in geval van overlijden of handelingsonbekwaamheid van de zittende president, de premier automatisch zijn plaats inneemt. Voor alle zekerheid stelden vader en zoon zich ook kandidaat voor de verkiezingen. Vlak voor de stembusgang trok Hajdar zich terug en riep hij de Azeri’s ertoe op hun stem aan Ilham te geven.
Hoewel tienduizenden inwoners van de hoofdstad Bakoe zondag nog de straat opgingen om te protesteren tegen de ’erfopvolging’ van Alijev, is de kans groot dat Alijev junior vandaag tot president wordt gekozen, denkt dr. Uwe Halbach van de ”Stiftung für Wissenschaft und Politik” (SWP) in Berlijn. „Opiniepeilers komen met verschillende voorspellingen. Sommigen zien in Isa Gambar, de kandidaat van de oppositie, de sterkste kandidaat; anderen voorspellen dat Ilham Alijev met een meerderheid van ten minste 60 procent zal winnen. Maar in Azerbeidzjan gaat men ervan uit dat het huidige bewind zal ingrijpen als de uitslag verkeerd dreigt uit te pakken”, aldus de Kaukasus-deskundige, die erop wijst dat internationale waarnemers al protesteerden tegen het verloop van eerdere verkiezingen.
De protesten tegen Alijev betekenen niet dat de kiezers hem massaal hebben laten vallen, vertelt Halbach. „De houding onder de bevolking is ambivalent. Enerzijds zijn de mensen ontevreden over hun leefomstandigheden. Het land is rijk aan olie, maar de gewone man merkt daar niets van; er is sprake van een enorme kloof tussen arm en rijk. Anderzijds zijn velen de oude Alijev dankbaar dat hij voor een minimum aan stabiliteit heeft gezorgd. Zij zijn niet vergeten dat in 1993 het land aan de rand van de afgrond stond vanwege verdeeldheid in eigen land.”
De naam Alijev staat voor continuïteit en een zekere mate van stabiliteit. Daarom zullen veel Azeri’s vandaag hun stem aan Ilham Alijev geven, hoewel zij in hem veel minder vertrouwen hebben dan zijn vader. „De Azeri’s geloven niet dat hij de autoriteit en de doorzettingskracht van Hajdar heeft. De meeste mensen zien hem niet als een politicus, maar als een verwende playboy”, aldus Halbach.
Toch is de oppositie voor veel kiezers geen alternatief, omdat niet duidelijk is wat die zal brengen, meent de Duitse wetenschapper. De tegenstanders van Alijev zijn slecht georganiseerd en onderling verdeeld. De enige serieuze concurrent van Alijev lijkt Isa Gambar. Overigens krijgt de oppositie ook geen enkele kans om zich te profileren, voegt de SWP-medewerker daaraan toe. „Op radio en televisie krijgen opponenten van Alijev weliswaar zendtijd, maar in de berichtgeving worden zij niet genoemd. Daarin speelt alleen de regeringspartij een rol.” Verder zijn er „ettelijke gevallen” bekend waarin kritische journalisten en tegenstanders van Alijev door de autoriteiten zijn geïntimideerd.
Halbach is „sceptisch” over de toekomst van Azerbeidzjan. Vanwege de vele politieke en economische problemen (naast armoede afhankelijkheid van aardolie) is het land ondanks de inspanningen van Alijev nog steeds instabiel. Deze problemen kunnen onder een nieuwe politieke leiding die niet het „autoriteitskrediet” heeft van Hajdar Alijev, voor grote spanningen en onrust zorgen. Zeker als een deel van de huidige machtselite na de verkiezingen mogelijk in verzet komt tegen de nieuwe president, iets wat de Kaukasus-kenner niet uitsluit.
Ook de kwestie Nagorno-Karabach baart zorgen. Uit deze grotendeels etnisch Armeense enclave werd in 1994, na vijf jaar oorlog, het Azerbeidzjaanse leger verdreven. Armenië en Azerbeidzjan kondigden een wapenstilstand af, maar werden het niet eens over een definitieve status van de enclave. Hoewel het gebied formeel nog steeds deel uitmaakt van Azerbeidzjan, is het feitelijk afhankelijk van Armenië. „Iedereen die in de verkiezingscampagne van zich liet horen, heeft iets gezegd over Nagorno-Karabach. Daarmee is de kwestie weer tot politiek thema verheven.”
De discussie rond Nagorno-Karabach zorgt voor een zekere onrust. „Daar komt nog eens bij dat in Azerbeidzjan de afgelopen anderhalf jaar in toenemende mate is gesproken over een militaire optie om het conflict op te lossen. Dat is misschien niet zo serieus bedoeld, maar het aanroeren van het probleem alleen al kan voor problemen zorgen.” Halbach verwijst ook naar het toegenomen aantal gewapende schermutselingen aan de grens tussen Nagorno Karabach en Azebeidzjan, en Armenië en Azerbeidzjan, de „sterkste toename sinds 1996.” Dit alles betekent nog niet dat „de rand van een nieuwe oorlog” is bereikt, maar laat wel zien dat het gevaar van nieuw geweld niet is verdwenen.