Ellen over verleden
Ik ben in Wenen. Schnitzel, Knödeln, Sachertorte, Mohr im Hemd, alles.
Wenen. Die stad waar het rond de Stephansdom al eeuwen ruikt naar paard, omdat ze er maar niet toe kunnen komen die oubollige koetsen af te schaffen. De invloed van Frans Jozef I is onuitroeibaar. Die hield ook niet van veranderingen. Geen trein, geen auto, geen schrijfmachine en geen telefoon. Z’n minnaressen mocht-ie van zichzelf wel heel vaak vernieuwen, maar dat terzijde.
Het is een hardnekkig iets, dat Weense gekoester van het verleden. Want ook al willen ze het niet, die Weners, ze blijven het maar doen. Een leuk voorbeeld is dat van Café Konditorei Aïda, met z’n 26 vestigingen niet te missen in de stad. Sinds de jaren 50 heeft dit koffiehuis het rozebruine interieur niet meer aangepast. De bediendes zijn uitsluitend dames, die roze sokken in sandalen dragen.
Het grappige is dat, nadat de bommen van WO II zowat alle Aïda’s in de as legden, de nieuwe eigenaar een totale vernieuwing voorstelde, vanuit de gedachte een einde te maken aan de klassieke Weense koffiehuiscultuur. Hij restylede het interieur, in die dagen moet het bij Aïda een ongelooflijk hippe bedoening zijn geweest, en liet espressomachines uit Italië aanrukken – want met die slappe Melange moest het ook maar eens afgelopen zijn.
En nu is ook bij Aïda het verleden handelsmerk.
Wat mooi is, is het levende verleden van Wenen: de omaatjes. Ze eten taartjes bij Kurkonditorei Oberlaa aan de Neuer Markt bijvoorbeeld, aan een klein vierkant tafeltje, alleen, met hun hoedje nog op. Breekbaar, verzonken in hun hoofd, lepelen ze langzaam van hun citroen- of truffelgebak. Dit zouden de lieblichen Mädchen uit het levenslied van Sieczynski (”Wien, Wien, nur du allein”) kunnen zijn. Ze hebben sindsdien veel gezien en ongetwijfeld veel verloren. Oud maar dapper blijven ze taartjes eten, elke dinsdag en elke donderdag. Goede gewoonten schaf je niet zomaar af.
En zo nu en dan gaan ze naar een museum, zoals de dame die ik tegenkwam bij het Albertina – alwaar nieuw ontdekt werk van de impressionisten te bewonderen viel.
Ze beefde, maar verstond de kunst dat statig te doen. Ze reikte het meisje van de garderobe elegant haar mantel aan, waarna ze op wankele enkels de trappen naar de ingang beklom. De veertjes op haar muts dansten.
De ware Tapferkeit.
Reageren? ellen@refdag.nl