Het bleef stil in de kraamkamer
Tweemaal stonden Huib en Anneke Murre uit ’s-Gravenpolder bij het graf van een kind dat kort voor de geboorte was overleden. „Hun sterven raken we nooit kwijt.”
Dat het krijgen van kinderen geen vanzelfsprekendheid is, realiseren Huib en Anneke Murre zich goed, kort na hun trouwdag in 1990. Anneke heeft de bloedgroep resusnegatief, die tijdens een zwangerschap voor ernstige complicaties kan zorgen. In het eerste jaar van haar huwelijk krijgt ze een miskraam. Een zogeheten anti-D-injectie moet voorkomen dat ze bij een eventuele volgende zwangerschap antistoffen aanmaakt waardoor het bloed van de baby wordt afgebroken. Deze blijkt echter niet het beoogde effect te hebben, waardoor de volgende zwangerschappen met veel zorgen gepaard gaan.
Binnen twee jaar krijgt het echtpaar, lid van de Gereformeerde Gemeenten, twee kinderen: Gerhard en Annelien. Als ze van hen in verwachting is, staat Anneke onder controle van de speciale resusafdeling in het Leidse ziekenhuis LUMC. Gerhard moet direct na de geboorte diverse bloedtransfusies ondergaan. Annelien krijgt al in de baarmoeder via de navelstreng ander bloed. „Het is een wonder dat het allemaal goed gekomen is”, blikt Anneke terug.
Als ze in 1995 opnieuw in verwachting is, blijkt tijdens een controle in Leiden dat de baby een hb van slechts 3,3 heeft, waardoor direct een bloedtransfusie nodig is. Tijdens dit proces treden er ernstige complicaties op. Huib pakt het dagboek waarin hij noteerde wat er die dag door hem heen ging.
Geëmotioneerd: „De schrik sloeg me om het hart. Ik kwam in grote nood terecht en besefte dat ik de enige was die op dat moment voor het kindje kon bidden. Vanuit de diepte heb ik geroepen tot de Heere. Ik heb Hem gevraagd of ons kindje mocht blijven leven, maar ook of het, als het zou sterven, eeuwig zou mogen juichen voor Zijn troon.”
Groot is de verslagenheid als blijkt dat het kindje de ingreep niet overleeft. Na een zwangerschap van bijna 25 weken sterft Johanan. Een paar dagen later wordt hij geboren. Anneke: „Je bent bang voor wat er komen gaat, bang voor wat je gaat zien. Als het kindje dan geboren wordt, en het blijft stil…” Huib: „We waren zelf ook stil. Het is zo aangrijpend.” Anneke: „Het is de stilte van de dood.” Huib: „Ik was zo ontzaglijk verdrietig. Het was voelbaar in m’n hele lichaam.”
Veel steun ondervinden de ouders van de wijkouderling en het maatschappelijk werk van het LUMC. Ze mogen hun kindje vasthouden en er worden foto’s gemaakt. Anneke: „De maatschappelijk werkster adviseerde de baby in een omslagdoek te wikkelen die we bij een van de andere kinderen hadden gebruikt. Dat gaf een goed gevoel, alsof je iets van jezelf meegeeft.”
Huib wijst in de woonkamer de ladenkast aan waarop het eikenhouten kistje voorafgaande aan de begrafenis heeft gestaan. Anneke: „Dat was heel belangrijk voor ons. Johanan is toch nog in ons huis geweest, onder ons dak.”
Voorafgaand aan de begrafenis leest ds. J. C. Weststrate Psalm 139, voordat de ouders met enkele naaste familieleden, de wijkouderling en de kraamzuster naar de begraafplaats gaan. Huib draagt het kistje met zijn zoon zelf naar het graf. Opvallend is de witte kleur van de handschoenen van de begrafenisondernemer. „Een teken van piëteit, gebruikelijk bij het begraven van een kind.” Huib zet het kistje op twee witte koorden, waarna de ouders het langzaam in de „koude grond” zien zakken.
In de periode die volgt, ervaart het echtpaar steun en kracht van de Heere. Huib: „In die zin was het een goede tijd. De Heere droeg ons. Boven de rouwadvertentie hebben we gezet: „Uw wil geschiede.” Dat konden we zeggen. Er was stille berusting en vrede. Na de nodige worstelingen kreeg ik mede door een preek van ds. G. H. Kersten over Job 1, die in onze kerk werd gelezen, de overtuiging dat Johanan –zijn naam betekent ”God is genadig”– goed weg was. Ook de laatste twee regels van Psalm 145:6 waren voor mij een bevestiging.”
Anneke: „We hebben Gods goedheid gezien, ook in de praktische hulp die mensen ons boden. Toch kwam ik na vier maanden in een depressie terecht. Ik moest zo veel verwerken. Tijdens de zwangerschap van Johanan is mijn moeder na een ziekbed van tien dagen aan kanker overleden. Ik was er nog niet aan toe gekomen om ook dat verlies een plek te geven.”
Na een klein jaar verwachten de ouders opnieuw een kindje. Tijdens een bezoek aan het LUMC blijkt de baby kort daarvoor, na een zwangerschap van achttien weken, te zijn overleden. Opnieuw moet Anneke bevallen van een kind dat gestorven is. „Ik ben eerst verschrikkelijk opstandig geweest, maar de Heere heeft ons bijgestaan, Hij gaf een soort omtuining”, zegt Anneke. Huib: „Hij verzachtte vaderlijk ons lijden.”
Onvergetelijk is het moment dat ze Gerhard en Annelien vertellen dat hun zusje –Christina– in de moederschoot is gestorven. Huib: „Op de achtergrond klonk op een cd Psalm 87:4: „God zal ze zelf bevestigen en schragen, en op Zijn rol waar Hij de volken schrijft, hen tellen als in Isrel ingelijfd, en doen de naam van Sions kind’ren dragen.” Dat kwam zo krachtig naar binnen, alsof de Heere het Zelf zei. Toen mocht ik geloven dat ook Christina bij de Heere mocht zijn.” Hij beseft dat niet alle ouders zo’n „bijzondere bemoeienis van de Heere ervaren. Als die ontbreekt, wil dat niet zeggen dat een kind níét goed weg is”, zegt Huib.
Christina wordt naast Johanan begraven. Na de uitvaart moeten de ouders niet alleen het ingrijpende verlies een plek geven, maar ook de boodschap dat ze om medische redenen geen kinderen meer kunnen krijgen.
De laatste jaren bezoekt Anneke –haar man heeft er minder behoefte aan– geregeld een bijeenkomst van ”In de knop gebroken”, een reformatorische vereniging voor ouders van een jonggestorven kind, waar ze herkenning vindt. „We zijn jaren verder, maar het blijft emotioneel om erover te praten.” Ze wijst op het boek ”Het kromme in het levenslot” van Thomas Boston. „Daar heb ik veel aan gehad. Boston doorgrondt het zielenleven van iemand die door God geslagen is, maar wijst ook telkens op Christus. Bij Hem kunnen we altijd om raad terecht.”
Reageren? mensen@refdag.nl