Commentaar: Respect leren jegens homo’s
Homoseksuelen moeten zich niet „opdringen” in de samenleving, stelde de Poolse Nobelprijswinnaar Lech Walesa vorige week in een tv-debat. Zij zijn een minderheid en mogen daarom niet „op de voorste bank van het parlement” zitten. Liever achteraan, en het állerliefst nog „achter een muur.”
De verontwaardiging over Walesa was groot. Dat valt te begrijpen. Jarenlang gold de vakbondsleider als boegbeeld van de vrijheidsbeweging in Polen. Daarvoor kreeg hij in 1983 de Nobelprijs voor de vrede, wat hem extra gewicht gaf in de strijd tegen het communisme. Het verraste daarom niet dat hij in 1990 president werd.
Het is niet de eerste keer dat hij discussie oproept met zijn boude uitspraken, maar deze keer ging het wel heel ver. Critici maakten hem al uit voor een „holbewoner”, die nog in een ver verleden leeft en de status van „morele autoriteit” heeft verloren. Vanzelfsprekend werd ook gevraagd hem de Nobelprijs te ontnemen.
De kwestie laat zien hoe de wereld in dertig jaar is veranderd. Ook in 1983, toen Walesa zijn prijs kreeg, waren er homoseksuelen in Polen, maar het pleidooi voor meer rechten was op zijn best marginaal. Nu is het een dominant thema. En meer nog: men kan nauwelijks respect opbrengen voor mensen die een andere mening hebben. „Holbewoners” verdragen zich immers niet met beschaafde mensen.
In het beleid van de Nederlandse regering is deze dominantie van homoseksualiteit ook terug te zien. Gaf het vorige kabinet godsdienstvrijheid prioriteit in het mensenrechtenbeleid, inmiddels zijn dat vrouwen- en homorechten. Hier wordt een grondrecht van eeuwen ingeleverd voor wat uiteindelijk toch groepsrechten zijn.
Veel orthodoxe christenen zullen meevoelen met Walesa, zelf behoudend rooms-katholiek. Zij zien in de schepping van man en vrouw een les voor alle tijden, namelijk dat de seksualiteit het ongelijksoortige bij elkaar brengt. De huwelijksgemeenschap is een reflectie van Christus’ ontferming over Zijn gemeente, waarin evenzeer het ongelijksoortige wordt verzoend.
Toch is het ook goed afstand te houden tot Walesa. Het valt moeilijk na te gaan hoe dat debat in het Pools precies heeft geklonken, maar de citaten wekken de indruk dat hij behoorlijk neerbuigend over homo’s heeft gesproken.
Heel lang –misschien wel eeuwenlang– is dit de manier geweest waarop de goegemeente zich over homo’s uitliet. Het is geen wonder dat velen zich gekrenkt voelden. Deze schuld van de kerk verdient beslist nog aandacht.
Misschien heeft daarom het publieke gesprek over homoseksualiteit zo’n overgevoelige toon. Het lijkt heel moeilijk om op waardige wijze voor de orthodox-christelijke ethiek uit te komen zonder met hoon te worden overladen. Veel mensen zullen daarom liever hun mond houden. Maar dat bevordert weer de taboevorming, waar homo’s decennialang zelf tegen hebben gevochten.
Er is voor christenen geen enkele reden om –in woord en daad– niet voor hun overtuiging uit te komen. Maar het voorbeeld van Walesa leert ook nog eens extra na te denken over de manier waarop. Want hoe gevoeliger het thema, hoe meer het de toon is die de muziek maakt.