Stel nationale herdenkingsdag slavernij in op 1 juli
Schuld belijden over ons slavernijverleden is onbegonnen werk, maar dergelijke zwarte bladzijden moeten wel in herinnering blijven. Maak daarom van 1 juli een nationale herdenkingsdag, bepleit drs. Ton van der Schans.
Op 1 juli is het 150 jaar geleden dat Nederland de slavernij afschafte. Ter gelegenheid hiervan heeft een groot aantal organisaties en personen koningin Beatrix (straks koning Willem-Alexander) gevraagd excuses aan te bieden voor het slavernijverleden. Zou u deze verzoeken aan de koning(in) willen ondertekenen?
Het verleden gaat niet meer voorbij. Nagenoeg elk jaar speelt het slavernijverleden ons parten. Het gaat dan niet om het verschijnsel van huis- of ambachtsslaven, zoals dat ook in de Bijbel voorkomt. Het betreft het oordeel over de slavenhandel en de slavenbehandeling op de plantages in vooral Suriname.
Op 17 september in 2011 stelde de Nederlandse Raad van Kerken op een bijeenkomst in Rotterdam de vraag hoe het beste een excuusbrief te formuleren over de „wonden van de slavernij in Suriname.” Tegelijktijdig ontstond er rond Prinsjesdag nationale ophef over een paar afbeeldingen op de gouden koets. Op één van de zijpanelen staan halfnaakte zwarte mannen en vrouwen die hun rijkdommen aanbieden aan het koningshuis. Een verwijzing naar de koloniale tijd en ons slavernijverleden. SP-Kamerleden wilden deze „slavernijafbeeldingen” van de gouden koets hebben.
Donderdag stond in deze krant een verslag van een bijeenkomst onder de naam ”Slavernij: goedpraten of uitpraten”, georganiseerd door de Raad van Kerken. De raad vraagt kerkelijke gemeenten in de eigen woonplaats te kijken naar een monument of gebouw dat met de slavernij te maken heeft. De bedoeling is dat mensen zélf hun woonplek in verband brengen met de slavernij. Gaat u ook een door de raad gevraagde bijdrage in de vorm van een brief, tekening, lied of gedicht opsturen?
Moreel oordelen
Een van de doelen van de bestudering van de geschiedenis is dat we onze maatschappij beter begrijpen doordat we weten hoe ze zich heeft ontwikkeld. Een neutrale bezigheid is dit niet. De wijze waarop mensen betekenis geven aan en oordelen over het verleden verandert door de tijd heen. Bovendien plaatst de geschiedenis zelf ons ook voor moeilijkheden. Als we iets dienen te leren, dan is het dat het heden geen geactualiseerd verleden is.
Geschiedenis gaat over mensen in andere tijden. Zo eenvoudig als dit gezegd is, zo ingewikkeld is vaak een betrouwbare beeldvorming van onze medemensen in de geschiedenis. De Engelsman L. P. Hartley (1895-1972) schrijft in zijn boek ”The Go-between” uit 1953: „Het verleden is een vreemd land; ze doen de dingen daar anders.” We hebben het misschien niet in de gaten, maar het verleden is ons vreemd geworden. Wij begrijpen de mensen daar niet vanzelfsprekend. Want wij zijn niet van het verleden. Maar het verleden is wel van ons. Wat betekent dat voor onze houding tegenover ons slavernijverleden?
Niet realistisch
Excuses aanbieden of schuld belijden voor zaken die afgesloten zijn is historisch gezien onbegonnen werk. Het is ook niet realistisch. Waar moeten we beginnen en waar eindigen? Wie vraagt excuses aan de koning van Spanje voor het doden van duizenden protestanten? Wie vraagt excuses aan Frankrijk voor de massamoordenaar Napoleon? Als geboren Brabander voel ik mij verongelijkt door de economische onderdrukking die Holland de vroegere Generaliteitslanden heeft aangedaan. En wanneer zullen onze vrouwen op de stoep staan met de vraag om herstelbetalingen wegens aangedaan leed in het verleden?
Praktische argumenten kunnen en mogen echter niet maatgevend zijn voor onze omgang met het verleden. Juist wij die nog beter weten dan het voorgeslacht dat het met de slavernij ”niet meeviel”, hebben de verantwoordelijkheid om ons van dat verleden rekenschap te geven. Een zwarte bladzijde in de geschiedenis zoals de slavernij moeten wij niet wit of grijs maken door te zeggen dat onze voorouders wandelden bij het licht van hun tijd.
Er zijn zonden die de mens vanwege Gods wet aanklagen, ongeacht in welke eeuw we leven. Laat ons herdenken van het slavernijverleden leiden tot het besef dat wij kleine falende mensen zijn, waarbij we verantwoordelijk zijn voor onze daden. Zo sta ik voor het nationale slavernijmonument in Amsterdam en buig het hoofd.
De slavernij is afgeschaft, maar niet het menselijk falen, waar- door de ene mens over de andere mens wil heersen. Meer dan 20 miljoen mensen leven in onze tijd in mensonterende slavernijomstandigheden. Ver weg, maar ook dichtbij (prostituees). Door de geschiedenis te kennen, leren we onszelf kennen.
Herdenken is moraliseren. Laat 1 juli een blijvende nationale herdenkingsdag worden in Nederland. Want herdenken is herinneren. Opdat we niet vergeten.
De auteur is voorzitter van de Vereniging van docenten geschiedenis en staatsinrichting in Nederland (VGN) en docent geschiedenis aan Driestar Hogeschool.