Commentaar: In rechtszaal geen plaats voor emotie
Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie wil slachtoffers van misdrijven meer ruimte geven om in de rechtszaal hun verhaal te doen. Daarbij mogen ze ook kenbaar maken welke straf de dader –naar hun oordeel– moet hebben. Teeven deelde dit eind vorige week mee in een beleidsbrief aan de Kamer.
Op het eerste gezicht heeft dit plan best iets aantrekkelijks. Het kan heel zinvol zijn dat daders geconfronteerd worden met het leed dat zij hun slachtoffers hebben aangedaan. Het persoonlijke verhaal van degene die mishandeld, overvallen of misbruikt is, kan criminelen tot nadenken stemmen. Al moet men niet de indruk hebben dat alle boeven hierdoor van slag raken. Sommige van hen zijn spijkerhard.
Dit neemt niet weg dat de gedachte om een slachtoffer tijdens een rechtszitting het woord te gunnen zeker niet verkeerd is. Wanneer hij of zij niets mag zeggen, kan dat het gevoel van verlatenheid of van miskenning van het geleden leed versterken. Dat moet niemand willen.
Toch zit er ook een gevaar aan het voorstel, zeker als men het slachtoffer een zogenoemde strafwens kenbaar laat maken. Het is de grote vraag of een proces daarmee is gediend.
Allereerst zijn er procedurele bezwaren. Wanneer de rechter wil luisteren naar het relaas van het slachtoffer –en dat dus onwillekeurig zal meewegen in zijn oordeel– zal de getroffene zijn of haar verhaal moeten vertellen op het moment dat degene die terechtstaat nog verdachte is. Op dat moment is zijn schuld dus nog niet bewezen. Daar moet de rechter immers nog een oordeel over vellen. Het is formeel onjuist om in die fase iemand al een strafwens te laten uitspreken. Dat vervuilt het proces.
Tweede is dat het in de rechtspraak gaat om het hanteren van strikte regels voor misdrijven die wettig en overtuigend bewezen zijn. Dat laatste is allereerst nodig. Zelfs als iedereen aanvoelt dat de verdachte het heeft gedaan, zal het bewijs onomstotelijk vast moeten staan. Zo niet, dan gaat de verdachte vrijuit.
Het kan daarom wel zijn dat een rechter iemand knarsetandend moet laten gaan, terwijl hij er diep van overtuigd is dat de man in kwestie boter op zijn hoofd heeft. Als het slachtoffer dat meemaakt nadat hijzelf een dramatisch verhaal heeft gehouden, zal hij zich nog meer in de steek gelaten voelen. Toch is het voor de handhaving van de rechtsstaat van belang dat de regels strikt worden toegepast.
Belangrijker nog is dat in een rechtsstaat de strafmaat nauwkeurig is omschreven. Daar zijn rechters aan gebonden, ook als ze persoonlijk iemand graag een hogere straf zouden willen opleggen. Voor slachtoffers is dat vaak nog onbevredigender omdat ze op grond van hun ervaring en de emotie die daarop is gebaseerd geen gevoel van genoegdoening krijgen als ze die toegewezen strafmaat horen.
Het gevolg is dat ze zich nog meer in de kou voelen staan omdat de boef met een (in hun ogen) milde straf wegkomt, terwijl zij toch zo’n indringend en dramatisch verhaal aan de rechter hebben verteld. Het zal duidelijk zijn: in de kille, zakelijke rechtszaal is eigenlijk geen plaats voor persoonlijke emotie.