Opinie

Kerkje spelen

Naast ”vader en moedertje” hebben wij vroeger dikwijls ”kerkje” gespeeld. We mochten van onze ouders natuurlijk niet álles van de kerkdienst nadoen. Dat hoefde ook niet. Het ging ons vooral om de vorm.

Boudewijn Zwart
23 February 2013 08:02Gewijzigd op 15 November 2020 02:07

”Kerkje spelen” deden we als het regende, na de koffie op zondag­morgen, in zondagse kleren. De zolder met de houten draagbalken en het puntdak was ons kerkgebouw. Omdat de klank van kletterend regenwater sterk tot de verbeelding sprak, noemden we onze schuilkerk De Ark. Dat vonden we extra toepasselijk, omdat we als kinderen precies met acht zielen waren.

Mijn oudste broer Jan, die zich eigenlijk te groot voelde voor dit kinderspel, werd desondanks beroepen tot predikant. Jaap bespeelde het surrogaat tweeklaviers orgel. Liever hadden we hem een derde klavier gegund, maar de legostenen waren op en het zou nog wel even duren voordat sinterklaas opnieuw zou bijdragen aan het ‘orgelfonds’. Jaap moest zijn orgel imiteren door zelf te zingen. Daar werden onze tere kinderzielen helaas genadeloos aan blootgesteld.

Bastiaan werd gebombardeerd tot ouderling. Hij had namelijk zo’n stevige handdruk. Edwin, met zijn zakelijk instinct, wist eigenhandig de post van diaken naar zich toe te trekken en vond na afloop de collectezak rijkelijk gevuld met knopen en knikkers. Mijn praktisch ingestelde broer Arjan werd koster. In die functie had hij volop gelegenheid de kerkdienst meer dan eens te verlaten, en daar maakte hij dankbaar gebruik van.

Over ”de vrouw in het ambt” hebben wij als broers nooit discussies gehad. We hadden immers maar 
één zus: Katinka! Zij, mijn jongste broer Pieter en 
ik vormden de gemeente. Daardoor hadden wij 
de volledige zeggenschap over de rol pepermunt. 
Die was natuurlijk al opgepeuzeld voor de dienst begon.

Onze kerkdiensten duurden nooit lang. Dominee Jan had er lol in om ons heel Psalm 119 te laten zingen en om dat als volgt aan te kondigen: „Broeders en zusters, laat ons thans zingen Psalm 119 vers 1, vers 2, vers 3, vers 4…” Hoe wij ook protesteerden, hij hield stug vol tot aan vers 88. Net toen Jaap eindelijk wilde inzetten met een eenstemmig gezongen fugatisch voorspel, herhaalde dominee Jan snel zijn aankondiging met: „Dús broeders en zusters, wij zingen thans Psalm 119 vers 1, vers 2, vers 3…”, en begon hij warempel weer van voren af aan.

Het zal duidelijk zijn: dit leidde tot ruzie. Met een gevoel van irritatie over elkaars gedrag gingen wij ten slotte de kerk uit. Helaas: misschien verschilde ons kinderspel in dát opzicht niet zo veel van de grote­mensenwereld.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer