Kerk & religie

Bodar: Ruimte laten voor het rituele

LEIDEN – „Het is niet juist om rituelen en authenticiteit tegen elkaar uit te spelen. Binnen rituelen kan men heel authentiek zijn.” Antoine Bodar gaf gisteren in Leiden zijn visie op liturgie en eredienst.

Van een medewerker
22 February 2013 08:12Gewijzigd op 15 November 2020 02:06
Antoine Bodar. Foto ANP
Antoine Bodar. Foto ANP

Bodar noemt de liturgie een dienen van God, samen met de naaste. Het Leidse CSFR-dispuut Panoplia vroeg de priester wat zijn mening is over de rol van de voorganger in de eredienst. „De predikant of priester, net met welke tongval je spreekt, is dienaar van het Woord. Je bent exegeet van de woorden die je uitspreekt. Daarin onderscheidt zich de priester of predikant ook van de gemeente.”

Het tweede Vaticaans concilie wilde daar verandering in brengen. „Het is mooi als we allemaal door de Geest zijn aangeraakt. Maar net zoals je economen hebt en kunsthistorici, heb je ook theologen. Zij zijn ervoor opgeleid om Gods Woord te verkondigen. Beroepen, geroepen, gewijd.”

Bodar is geen voorstander van een grotere rol voor muziek of voor kinderen binnen de erediensten. „Het is waar dat Jezus zegt: Laat ze tot Mij komen. Maar ik ben geen voorstander van kindernevendiensten. Als klein jongetje wilde ik er juist in de kerk graag bij zijn. Met een nevendienst stuur je kinderen weg van de plek waar iets te beleven is.”

Bodar ging in op de zeven sacramenten die de Rooms-Katholieke Kerk heeft. Een van die is de wijding tot priester. „Priesterschap houdt in dat de priester voor de gemeente in de plaats van Christus staat. Christus noemt Maria aan het kruis „vrouwe”, net als in Kana. Met die vrouw bedoelt hij ook de toekomstige kerk. Maria staat daar onder het kruis als vertegenwoordigend het volk Israël en de kerk.”

Toch betekent dit volgens Bodar niet dat er iets heiligs is in de priester als persoon. „Die priester is gewoon een zondaar. Maar het sacrament staat los van de persoon die het bedient, dat is iets heiligs in zichzelf. Het gaat er niet over of de priester wel of niet deugt. De priester mag niet op een voetstuk worden geplaatst. Als dat al gebeurde, dan is hij er nu wel definitief van af gevallen.”

Terugkomend op de liturgie legt Bodar de nadruk op analogie. „Dat is iets wat bij Dionysius de Areopagiet vandaan komt. Hij wilde dat er een grote gelijkenis was tussen onze vieringen met de eeuwigheid. In de hemel is het vaak stil en de engelen branden heel veel wierook.”

In ons leven is er als het goed is ook analogie, zei Bodar. „Hebben we de ene dag aan de tafel des Heeren met elkaar gegeten, dan is het niet analoog om de volgende dag voor de televisie te zitten met je bord op schoot.”

Verschillende studenten gaven in de discussie hun aarzeling weer bij het gericht zijn op rituelen. Zo riepen het kussen van heilige voorwerpen en het wijden van een miskelk vragen op. Bodar herkent dat wel: „Ik ben graag in de kathedraal van ’s-Hertogenbosch. Vaak komen mensen daar alleen een kaarsje branden. Ik wijs hen dan graag naar voren: „Meneer of mevrouw, daar zijn ook de tafels van het Woord en van brood en beker.” Tegelijk moeten we niet te Noord-Europees denken. We moeten ruimte laten voor het irrationele. Mensen kussen een icoon niet om die icoon. Er zit veel meer in dat ritueel.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer