Somalische christin durfde niet te gillen
Ruth en haar twee zoontjes werden eind oktober op klaarlichte dag in Kenia ontvoerd door haar broer, om te worden gestenigd in Somalië. De Somalische christin wist te ontkomen, maar leeft nog elke dag in grote angst. Anoniem en helder doet ze haar verhaal.
„Het was middag toen een vriendin me opbelde. Ze vroeg of ik zin had om naar Eastleigh te komen, de Somalische wijk in Nairobi. Ze wilde wat cadeautjes kopen voor de kinderen. Ik vond dat wel een leuk plan en nam met mijn twee zoontjes de bus van de plaats waar wij wonen naar Eastleigh.
Toen we daar kwamen, bleek de telefoon van mijn vriendin uitgeschakeld. Ik keek zoekend om me heen. Maar in plaats van mijn vriendin zag ik mijn broer en twee andere mannen. Mijn broer woont in Zuid-Afrika en ik wist gelijk dat er problemen waren. Hij kwam op me af, greep me bij de arm en nam me mee naar de kelder van een hotel. Mijn twee zonen, 7 en 9 jaar oud, hielden me angstig vast.
In het hotel begon mijn broer me allerlei vragen te stellen. Of het waar was dat ik christen was, waarom ik van het islamitisch geloof gevallen was. Ook vertelde hij me dat dit het einde van mijn leven was, hij was helemaal uit Zuid-Afrika gekomen om me te vinden.
„Allah houdt van me omdat Hij de kans gaf jou te vinden”, zei hij. De twee andere mannen, met lange baarden en in religieuze kleding, keken toe en zeiden niets. Mijn broer vertelde me verder dat we weg zouden gaan en dat hij mij en zichzelf zou doden als ik zou gaan gillen of huilen. We liepen het hotel uit, een bus in. De twee andere mannen volgden ons in een kleine auto.
Mijn broer vertelde me dat hij me naar Somalië zou brengen, waar ik zou worden gestenigd. Mijn jongens zouden niet gedood worden, vertelde hij, maar die zou hij trainen om in de toekomst andere christenen te doden.
Avondgebed
Terwijl mijn broer en wij in de bus zaten, probeerde ik op het geweten van mijn broer in te spelen. „Ben je niet mijn broer? Herinner je je ons verleden niet? Ik ben christen geworden, maar alsjeblieft, laat me gaan, ik heb niets fout gedaan.”
Mijn broer verblikte of verbloosde niet, werd alleen maar bozer en agressiever.
Intussen begon ik de weg die we reden, te herkennen. Jaren geleden had ik hier ook gereden, toen ik vanuit het vluchtelingenkamp naar Nairobi ging, en ik wist dat er onderweg checkpoints waren. Er zouden als het goed was geregeld politiemannen in de bus komen voor controle en ik zou dan kunnen schreeuwen. Maar helaas, daar had mijn broer aan gedacht.
Bij de controlepost haalde de kleine auto, met de twee mannen, ons in. Met steekpenningen wisten ze de politie ertoe te bewegen de bus niet te controleren. Ik was ontzettend bang, maar durfde niet te gillen. Ik wist niet of mijn broer een bom bij zich droeg en bovendien was de bus gevuld met Somaliërs, die zich allemaal tegen mij konden keren. Daarom bleef ik stil en bad ik tot God. Dit gaf me vertrouwen, ik begon te geloven dat er misschien een mogelijkheid tot redding was.
Op een zeker moment bereikten we Mwingi, een stad tussen Nairobi en de regio waar de Somaliërs woonden. Het was halfzeven in de avond en ik wist dat deze plek mijn laatste kans op ontsnapping was.
De bus stopte en de passagiers stapten uit voor het eten en het avondgebed. Terwijl mijn broer en ik uitstapten, klonk er een zachte stem: „Niet bang zijn, Ik ben met je.” Dit gaf heel veel kracht.
In het restaurant lukt het me om uit het zicht van mijn broer samen met mijn zoons het toilet in te vluchten, waar ik me verstopte. Daar begon ik te bidden. Ik zei God dat Hij altijd trouw was geweest en vroeg of Hij me de kans wilde geven te ontsnappen.
Na een halfuur verwijderde ik mijn nikab, hoofddoek en schoenen en opende voorzichtig de deur van het hokje. Tot mijn vreugde zag ik een andere deur, die openstond en naar buiten leidde. Ik vertelde mijn zonen dat we moesten rennen, hard rennen, de straat op. We begonnen een politiebureau te zoeken en na anderhalf uur vonden we dan toch een bureau. Ik vertelde mijn verhaal aan de agenten, die me naar een plek brachten waar we konden overnachten. De agenten zouden de volgende dag met de baas spreken, zeiden ze, eerst moesten we maar gaan slapen.
Ik vroeg de dienstdoende agent of hij alstublieft mijn man kon bellen om het verhaal uit te leggen, zodat die contact kon opnemen met de VN-vluchtelingenorganisatie. Die verhuurt advocaten aan vluchtelingen. „Kom en help mijn vrouw, ze heeft een veilige plek nodig. Red haar”, vroeg hij hun.
Kleding
Ik verbleef een week in het politiebureau, waarna ik naar de rechtbank werd gebracht zodat er kon worden beslist waar ik kon verblijven. Mijn man en een vriend waren inmiddels op bezoek geweest om me wat kleding te brengen en te zien hoe het met ons ging. Veel konden zij niet doen, al gaven ze me veel steun.
De rechtbank besloot dat ik na twee dagen opnieuw moest terugkomen. Het probleem was echter dat er op die dag meer Somaliërs in de rechtbank moesten verschijnen en er ook Somaliërs in het publiek zaten. Toen de rechter voorlas waarom ik voor de rechtbank verscheen, stonden sommigen op om hun afkeer te tonen, anderen waren erg geschrokken. Gelukkig had de rechter dat door, zodat ik onder begeleiding werd teruggebracht naar de cel.
Toen ik terugkeerde naar de rechtbank, werd besloten dat we zouden worden overgebracht naar een vluchtelingenkamp, waar ik kon worden beschermd. Na negen dagen in het kamp besloten de Verenigde Naties dat ik met mijn man zou worden herenigd en naar een veiligere plek zou worden gebracht. Begeleid door twee bewapende mannen werden mijn zonen en ik met de rest van ons gezin herenigd.
Nog steeds zijn wij ons leven niet zeker en we verhuizen van plek naar plek. We zijn erg bang en maken ons zorgen. Mijn twee zonen slapen bijna niet en zijn erg getraumatiseerd. Gelukkig lukt het mij de stress te controleren en heb ik vertrouwen in de toekomst.
Gesluierd
Om mezelf te verbergen ben ik volledig gesluierd, me bewust van het gevaar dat altijd heerst. We proberen het land te verlaten, maar die procedure kan jaren duren.
En toch. Ondanks alle ellende ben ik nog elke dag blij dat we in 2006 christen geworden zijn, mijn man en ik. God is trouw en Jezus helpt. Ik dank Jezus voor Wie Hij is, Hij is zo goed. Ik ben ontzettend blij dat ik Hem gevonden heb.”