Portugezen gooien niet met stenen
LISSABON – De eurocrisis ontwricht de Portugese samenleving, die haar vertrouwen in de politiek verliest en zienderogen verarmt door de bezuinigingen. Geweld komt nauwelijks voor, wanhoop des te vaker. „De banen verdampen, en de regering doet niets.”
Een zwerver wroet obsessief in een vuilnisbak aan de rand van een plein in Alfama, Lissabons oudste wijk, waar het leven lijkt stil te staan. De man ziet er nog redelijk verzorgd uit. Ineens slaakt hij een korte, verwonderde kreet – in een weggegooide fles blijkt een bodempje bier op hem te wachten.
„Ik ben 88 jaar”, biechtte oud-president Mario Soares onlangs op, „en ik heb nog nooit zo veel mensen uit vuilnisbakken zien eten. Geen Portugese regering is ooit zo gehaat en vernederd als die van Passos Coelho nu – zelfs die van Salazar niet.”
Wanneer een staatsman uit het vroegdemocratische tijdperk de harde aanpak van Salazar afzwakt, wanneer de anjers uit 1974 plaatsmaken voor molotovcocktails, dan begint Portugal van zichzelf te vervreemden.
Die vervreemding neemt expliciete vormen aan. Bijna 100.000 Portugezen pakken jaarlijks het vliegtuig richting voormalige koloniën als Brazilië en Angola, naar Duitsland en Engeland, naar plekken waar geen crisis woedt en waar er de volgende dag hoe dan ook etensgeuren in de keukens te ruiken zijn.
Stenenregen
Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) betoont zich niet ontevreden over Portugals versobering– de centrumrechtse regering-Coelho dient een noodlening van 78 miljard euro uit 2011 terug te betalen, en bezuinigt daarom dit jaar 4 miljard euro. Een immens bedrag voor een naar West-Europese maatstaven arm land van 11 miljoen Portugezen. De dreunen als gevolg van de bezuinigingen en belastingverzwaringen, incasseert de Portugese bevolking met wanhoop. De verzorgingsstaat brokkelt af; onderwijs en gezondheidszorg zullen voor sommigen onbetaalbaar blijken.
Waar ouderen, die hun pensioen van soms 2000 euro met 10 procent zien dalen, betraand of geagiteerd hun beklag doen bij fruitverkopers, kozen jongeren voor een lawine van stenen, om daarna terug te keren tot de nationale cultuur van ingetogenheid. Portugezen gooien niet met stenen – ze vinden dat anjers mooier dwarrelen.
Behalve op 14 november 2012, toen konden ze niet anders, de havenarbeiders en werklozen die hoopten met een stenenregen hun banen te behouden of terug te veroveren. Ook de agenten voelden zich genoodzaakt geweld te gebruiken, en voor het eerst in decennia maaiden ze demonstranten van het parlementsplein af, ouderen en vrouwen tegen de stoepen duwend, rubberkogels afvurend op de brandende barricaden in de zijstraten.
Zelfs financiële ellende mag een kalm land niet buiten zichzelf laten treden, luidde de gedachte in de kranten en op de straten. Die eenmalige geweldsorgie liet nog lang paarse parlementstrappen achter, door de stukgeslagen wijnflessen, een oorlogswond. In het Portugese publieke geheugen blijft die avond in november hangen als een exces, een buitenzinnige uiting van radeloosheid en woede over politici die niet anders willen en mogen dan bezuinigen. Maar het ging ook over henzelf, de Portugezen, die in groten getale voortaan doelloos thuis rondhangen of werkweken draaien van zeventig uur voor 700 maandelijkse euro’s.
Verarmd
Vorig jaar kromp de Portugese economie met 3 procent, de werkloosheid groeide naar 17 procent –bijna 40 procent als het jongeren betreft–, maar de export neemt weer toe. De vooruitzichten voor de economie zijn niet inktzwart, maar intellectuelen vrezen dat de bevolking jarenlang zwaar verarmd raakt en daarmee de economie alsnog meesleurt in haar val.
„De harde bezuinigingspolitiek is zinloos”, meent Antonio Costa Pinto, hoogleraar politicologie, „ze verergert de problematiek. De staatsschuld moet uiteraard teruggebracht worden, en de consequenties daarvan zal Portugal moeten aanvaarden, maar zonder enige economische groei is dat een ondraaglijk pad.”
Portugal begon pas in 2011 met bezuinigen. „Terwijl dat al in 2008 had gemoeten”, zegt Joao Cesar das Neves, hoogleraar economie aan de Portugese Katholieke Universiteit. „Direct na de intrede van de mondiale crisis. Maar daarmee won je geen verkiezingen, toentertijd. Nu, sinds de komst van de trojka, heeft de regering geen andere keuze.” Europa is een groot succes, meent Cesar das Neves, „maar wij hebben de solidariteit en het geleende geld misbruikt door ons in de schulden te werken. Wij, Griekenland, Spanje en Portugal, zijn slechte studenten geweest.”
Het was de socialistische premier Socrates die in mei 2011, in zijn laatste weken als regeringsleider, de trojka van IMF, ECB en Europese Commissie naar Portugal haalde. Lange tijd verdedigde de Socialistische Partij het beleid van huidig premier Pedro Passos Coelho dan ook, die immers de maatregelen uitvoert waaraan Socrates zijn fiat gaf. Tot dit jaar.
„De regering snijdt in de budgetten, ongeacht de gevolgen”, zegt Antonio José Seguro, oppositieleider namens de socialisten. „Groei en werkgelegenheid komen niet voor in de beleidsstukken. De samenleving raakt ontwricht, maar Passos Coelho zegt in Brussel dat er in Portugal niets aan de hand is. Hij volgt de bevelen vanuit Duitsland op, en brengt de economische en sociale consequenties daarvan mee terug naar Lissabon. Om enkele zware beslissingen kan niemand heen, maar het geloof van de burgers in die strategie is onmisbaar. Een politicus hoort er te zijn voor de samenleving.”
Pessimisme
De Portugese bevolking verliest echter haar vertrouwen in de politiek. Nog geen 60 procent gaat bij verkiezingen naar de stembus, tijdens demonstraties zijn het pessimisme en de afkeer voelbaar. Het „systeem” is verrot, klinkt het. „Het woord politiek stamt af van het Griekse polis: stad”, zegt Pedro Rocha in een koffiebar. Hij protesteert namens de ”Indignados”, de ”verontwaardigden” die het opnemen tegen het neoliberale systeem. „Politici behoren dan ook te handelen ten behoeve van de gemeenschap, maar niemand in het parlement vertegenwoordigt mij écht. De revolutie van 1974 is nog altijd onvoltooid, de macht ligt op geen enkele manier bij de bevolking. De verkiezingsuitslag kun je nauwelijks nog als legitiem beschouwen als bijna de helft van de Portugezen ervoor kiest om niet te stemmen, vanwege hun afkeer van de politieke klasse. Wellicht is een nieuwe, vreedzame militaire coup ons laatste redmiddel.”
Desondanks is de politieke arena kalm, blijft populisme uit. De Portugese proteststem is een zwijgende stem. Vroeger trok er jaarlijks één proteststoet door de hoofdstad Lissabon, nu gebeurt dat tweewekelijks of maandelijks – maar een enkele keer overstijgt het aantal journalisten dat van de demonstranten. Het democratisch besef groeit niet, de onmacht wel.
Maar: dat relschoppers sporadisch stenen in de richting van het parlement gooien, is een vorm van politiek engagement, vindt Joao Silva Jordao, leider van de Beweging van Werklozen. „Deze jongeren radicaliseren nu binnen de politieke context, waar ze voorheen vochten bij voetbalwedstrijden”, betoogt hij, een spandoek omhooghoudend. „Dat is betekenisvol.”
Merkel
Neonazisme steekt in Portugal slechts de kop op wanneer de Duitse bondskanselier Merkel verschijnt. Een politieke beweging zoals de Griekse Gouden Dageraad blijft in Portugal uit, al verschijnen er regelmatig hakenkruizen op de muren. Toen de Duitse bondskanselier in november een staatsbezoek bracht aan Lissabon, staken demonstranten borden met swastika’s omhoog. Zoals de man die Merkels portret van een Hitlersnor voorzag uitlegde: „Ze offert de lijdende Portugezen op om haar financiële systeem overeind te houden – ze is haast een slavendrijver.” Merkel moet haar snor dan ook in historisch perspectief zien, concludeerde hij: „Toen Hitler aan de macht kwam, gebeurde er ook zoiets.”
Ook Manuel noemde Merkel die dag een neokolonialist. „Zij sleept ons de diepte in”, baste hij naast het standbeeld van dichter Luis de Camoes. Met zijn zilvergrijze haren is Manuel de nestor onder de demonstranten. „Ten onder gaan we onherroepelijk, maar liever strijdend dan lijdzaam toekijkend. Wat kunnen we anders?” In zijn visie van strijd klinkt eerder moedeloosheid door dan geloof of hoop – het zal tot niets leiden, is de gedeelde gedachte op de pleinen. „We zitten bijna op het armoedeniveau van de Grieken, maar wij tonen geen ostentatief geweld. Onze culturen verschillen, maar we delen onze misère.”
Verweesde panden
In Santos, langs de haven, wisselen groezelige eettentjes lange rijen leegstaande panden af. Zelfs de voormalige woning van Fernando Pessoa, Portugals geliefde dichter en schrijver, erodeert in Rua dos Douradores, in het hart van de stad. Op bijna elke verdieping vullen houten planken de leemtes op die de gebroken ruiten achterlaten. Volgens schattingen staan er in Portugal zo’n 735.000 woningen leeg.
Terwijl de liederen vol nostalgie van fadokoningin Amalia Rodrigues door de stad waaieren, neemt het gevoel van ”saudade” merkbaar toe. De term laat zich niet vertalen, houdt het midden tussen melancholie en een verlangen naar iets dat nooit was. Inmiddels maakt het Portugese lijden zijn opwachting in het vocabulaire; ”entroikado” dingt mee naar het titel ”woord van het jaar”. Het betekent zoveel als onderworpen zijn aan de trojka en de door haar gedicteerde soberheid. Of: een schurende, moeizame situatie.
Vijfenveertig procent van de Portugese arbeidsbevolking verkeert in grote onzekerheid en is werkloos of krijgt telkens tijdelijke –meestal maandelijkse– contracten of is werkzaam als zelfstandig ondernemer. Dat onderzocht Raquel Varela, onderzoekster aan de Nieuwe Universiteit van Lissabon. „In deze tijd is dat een verschrikkelijk leven, want je weet nooit of je de volgende maand nog eten kunt kopen. Eén miljoen Portugezen leven zonder enige bron van inkomsten, niet langer bijgestaan door de staat, en we weten niet exact hoe zij zich door de dagen heen slepen. De voedselbank, liefdadigheidsinstellingen en de Rooms-katholieke Kerk bieden bijstand – maar het aantal daklozen groeit zienderogen. De sociale realiteit grenst aan het barbaarse.”
Premier Passos Coelho had onlangs nog een vaderlijk, dringend advies voor zijn werkloze burgers: „Toon meer inspanning”, en: „verlaat je comfortzone” om in het buitenland een baan te zoeken. Angola en Brazilië zullen goed voor jullie zijn, meende de Portugese regeringsleider.
Eurostat, het statistiekbureau van de Europese Commissie, onthulde onlangs dat 2,6 miljoen Portugezen het risico lopen op armoede of sociale uitsluiting. Het ergste is het tekort aan hoop, vindt oud-minster van Financiën Luis Campos e Cunha. „Portugal is depressief,” zegt de hoogleraar, rokend in zijn werkkamer, „het leeft in angst om wat er morgen en volgend jaar zal gebeuren. De regering toont geen enkel toekomstperspectief; waarschijnlijk is de verhoging van de inkomensbelasting tijdelijk, maar geldt dat voor één, twee of vijf jaar?”
Vergeten land
President Anibal Cavaco Silva stuurde, tegen de verwachtingen in, begin dit jaar het bezuinigingsplan van Passos Coelho naar het grondwettelijk hof. „Enkele onderdelen van de staatsbegroting zijn waarschijnlijk ongrondwettelijk, zoals het afwaarderen van de pensioenen”, vervolgt Campos e Cunha, zijn sigaret voor groene thee inwisselend. „Daarvoor bestaat een contract tussen de staat en zijn burgers. Voor royale pensioenen kan de verlaging oplopen tot 30 procent. Maar hoge inkomstenbelastingen gaan niet tegen de wet in.” Daar zal Passos Coelho vermoedelijk op inhaken, ze verder verhogen. „Hij zou de staatsuitgaven op een intelligentere manier moeten bijschaven.”
Portugal is een min of meer vergeten land, stelt Henrique Monteiro in het comateuze plaatsje Paço de Arcos, net buiten Lissabon. Daar schrijft hij zijn columns voor Portugals grootste weekblad, Expresso, waarvan hij eerder hoofdredacteur was. „We zijn een vreedzame bevolking, zonder de dramatische problemen van Griekenland en de grootte van Spanje. Maar we varen er wel bij, iedereen in Portugal is behoedzaam om niet op de Grieken te gaan lijken. Het is rustig hier, ondanks de enorme sociale crisis.”
Niemand in Portugal geeft ook maar iets om vrijheid, beweert Monteiro; veiligheid en geborgenheid zijn veel belangrijker in zijn ogen – een staat die zich over zijn burgers ontfermt. „Nu verdampen de banen, en de overheid doet niets. Als we ons momenteel buiten de Europese Unie zouden bevinden, had een demagoog met mooie beloften kans van slagen gehad. En voor zo’n ontwikkeling ben ik bang, dat er op een kwade dag een totalitaire volksmenner opstaat die preekt dat hij zonder verkiezingen en parlement het systeem om zal gooien, om de bevolking te ‘beschermen’. En dat terwijl de helft van de Portugezen intrinsiek niet in de politiek gelooft – ik houd mijn hart vast.”