Indiëveteraan: Vader leerde me dingen over te laten aan de Schepper
Een koopgrage man, noemt hij zichzelf. J. Jacob (89) handelt graag en neemt af en toe spulletjes van andere Bronbeekbewoners over. Hij wijst op zijn boekenkast. „Ik ben een groot muziek- en boekenliefhebber. Helaas heb ik veel spullen moeten weggeven toen ik van Katwijk hierheen verhuisde.” Tussen de boeken staan titels met veelzeggende namen als Jezus en Jehovah. „Mijn vader sloot zich na een periode van ziekte aan bij een pinkstergemeente. Hij had tuberculose, was al 60 geweest en moest geopereerd worden in het ziekenhuis van Breda. Hij was bang dat hij het niet zou halen. Iemand van een pinkstergemeente lag naast hem en samen hebben ze gebeden. Het gebed vermag immers veel. Later is mijn vader zelfs gedoopt.”
Jacob wordt geboren op Java. Op 1 september 1941 gaat hij bij de zeedienst als lichtmatroos. De jonge Jacob volgt een militaire basisopleiding in Engeland, gaat dan naar Kaapstad en vervolgens naar een Brits kamp om de vliegopleiding af te ronden. „In de oorlogsjaren vloog ik weliswaar in een militair toestel, maar ik ben nooit met de vijand in gevecht geraakt. Ik herinner me dat we tussen Timor en Guinea altijd zeer laag moesten vliegen om niet door de vijand ontdekt te worden.”
In 1947 keert Jacob terug naar Europa, trouwt met zijn grote liefde en gaat in 1973 op 50-jarige leeftijd als majoor-vliegtuigmaker-vliegtuigmonteur uit dienst. Op 25 mei 2008 overlijdt zijn vrouw.
Het stel heeft geen kinderen. In november 2009 neemt Jacob zijn intrek in Bronbeek. De goedlachse man zegt het in Bronbeek prima naar zijn zin te hebben.
Hij vindt het echter jammer dat de saamhorigheid volgens hem ver te zoeken is. „Er zit hier marechaussee, marine, luchtmacht, Indië- en Koreaveteranen. Ze zijn stuk voor stuk erg trots op hun dienstonderdeel. Ik kan gelukkig met iedereen goed opschieten, maar de meesten trekken alleen op met mensen die hen liggen. Sommige bewoners klagen over van alles en nog wat. Maar als ik hun vraag de klacht schriftelijk in te dienen, valt het opeens allemaal mee en vinden ze dat niet zo nodig.”
De Indiëveteraan praat met andere bewoners niet vaak over zijn tijd bij de marine. „Als je aan tafel zit, hoor je natuurlijk allerlei praatjes”, zegt hij met een grijns. „Heldendaden en vooral veel sterke verhalen.”
Bewoners van Bronbeek zijn soms wat stug omdat sommige veteranen littekens hebben overgehouden aan hun uitzending, meent Jacob. „Ik ben opgeruimd en vrolijk en ik groet iedereen vriendelijk. Sommigen kunnen er ook niets aan doen dat ze wat stugger zijn, maar ik ben nu eenmaal opgevoed met het groeten van anderen. Mijn vader leerde me altijd om dingen los te laten en over te laten aan de Schepper.”
Dit is het tweede deel in een serie gesprekken met bewoners van militair tehuis Bronbeek.