Binnenland

Zeeuwen vonden plek in de Noordoostpolder

Na de watersnood van 1953, vanwege de ruilverkaveling, trok menige Zeeuwse boer naar de Noordoostpolder. Ver van huis bouwden ze een nieuw bestaan op.

J. Visscher

12 February 2013 06:55Gewijzigd op 15 November 2020 01:53
Ries en Popkje Vader. beeld RD
Ries en Popkje Vader. beeld RD

„Het was een avontuur”

In maart 1953 vertrok de familie Vader van Walcheren naar de Noordoostpolder. Het gezin streek neer bij Rutten en bouwde daar een boerenbedrijf op.

„Het was een avontuur”, vertelt A. P. (Ries) Vader in de woon­kamer in Emmeloord. Hij was tijdens de verhuizing een jonge twintiger. „Wij vonden het wel goed.” Zijn vrouw Popkje Vader-van der Bijl: „Als je jong bent, zie je zulke dingen wel zitten.”

Bleef Walcheren tijdens de watersnood in 1953 goeddeels gespaard, in 1944 kwam dit deel van Zeeland door geallieerde bombardementen onder water te staan. Bij Middelburg runde Ries’ vader een tuinderij. In verband met verkaveling van het Zeeuwse land kreeg hij een boerenbedrijf aangeboden in de Noordoostpolder. „Met vrachtwagens van de verkavelingscommissie gingen we naar Rutten. Een paard, dat net was gekocht voor het boerenwerk in de Noordoostpolder, ging mee”, herinnert Ries Vader zich. „Een jaar nadat we in de Noordoostpolder waren, kochten we een tractor.”

Was het land van boeren in Zeeland verspreid over diverse percelen, in de Noordoostpolder kregen ze achter hun boerderijwoning de beschikking over één aaneengesloten lap grond. „We begonnen met 12 hectare, later werd dat 24 hectare”, zegt Vader. „De grond was goed.”

In Zeeland werkte Ries Vader als timmerman, in de Noordoostpolder ging hij op de boerderij aan de slag. Tot zijn vreugde. Vrouw Popkje: „Hij is altijd boer in hart en nieren geweest.” Jarenlang was Vader in de zomermaanden keurmeester van graan. Momenteel zwaait zoon Bram de scepter op de boerderij bij Rutten. Hij heeft naast zijn boerenwerk ook nog een andere baan voor drie dagen in de week.

Kerkelijk vonden Ries en zijn gezin onderdak bij de gereformeerde gemeente in Lemmer. Toen die in 2002 werd opgeheven, sloten ze zich aan bij de gereformeerde gemeente in Emmeloord.

De Vaders kwamen in de Noordoostpolder in aanraking met mensen van allerlei signatuur. Beleid was dat diverse denominaties in de polder zouden neerstrijken. Popkje, zelf afkomstig uit Friesland: „Het was een gemengd gezelschap. Limburgers, Brabanders, noem maar op. Een Brabander reageert anders dan een Hollander. De Zeeuwen komen uit een behoudende cultuur en keken in het begin bijvoorbeeld vreemd aan tegen het carnaval van de rooms-katholieken.” Vader: „Maar we konden goed opschieten met mensen van verschillende afkomst. Je was afhankelijk van elkaar.”

Verschillende Vaders, onder wie Ries’ ouders, keerden terug naar Zeeland. Zelf heeft de akkerbouwer daar nooit over gepiekerd. In zijn boerentijd duurden bezoeken aan Zeeland nooit lang. Zijn vrouw: „Dan wilde hij weer snel terug naar de boerderij in de Noordoostpolder. Je wist immers niet wat er kon gebeuren. Hier was je boerenwerk.”


„We zijn hier ingeburgerd”

De watersnood in 1953 zette de boerderij van de familie Van der Wekken in Kerkwerve, op Schouwen-Duiveland, onder water. Vader, moeder en zeven kinderen bleven gespaard. „Het vee hebben we kunnen wegdrijven naar een binnendijk bij Noordgouwe, een dorpje in de buurt”, vertelt Johan van der Wekken (78), die toen 18 jaar was, in een appartement in Emmeloord.

Terwijl de meeste familieleden naar Utrecht werden geëvacueerd, bleven Johan en zijn broer in het rampgebied achter om te helpen de dijken te dichten. Het kwam Johan duur te staan. Tijdens het transport van zandzakken viel hij van een vlet het water in. „De kadavers dreven om me heen.” Pas uren later kon hij droge kleren bemachtigen. Hij liep een zware longontsteking op. Uiteindelijk werd bij Johan tbc vastgesteld en werd hij 22 maanden in een sanatorium in Soestduinen opgenomen. Later werd bij hem een stuk van een long weggehaald.

De familie Van der Wekken streek na de watersnood neer in de Noordoostpolder, bij het dorp Creil. De boerderij is nog altijd getooid met de naam De Werve, waarmee wordt gedoeld op de naam van een voormalig kasteel bij Kerkwerve.

De Van der Wekkens woonden in de polder tussen mensen van verschillende pluimage. „Iedereen had zijn eigen identiteit. Er waren eigen scholen: rooms, protestants en openbaar onderwijs. We hebben altijd goede buren gehad. Geen verkeerd woord daarover. Aan sommige dingen moest je wennen. Rooms-katholieken gingen zondags na hun kerkdienst in het café een borreltje drinken.”

In de begintijd kerkten de Van der Wekkens in een school in Rutten. „Het ging er gemoedelijk aan toe. In die tijd had nog niet iedereen een auto. Evangelist Gijs Visser ging dan met zijn Volkswagen kever de polder rond om mensen op te halen. Ooit zaten er wel meer dan tien kinderen in zijn kevertje.” Momenteel zijn Johan van der Wekken en zijn vrouw verbonden aan de christelijke gereformeerde kerk te Emmeloord.

Johan van der Wekken, die in 1965 de boerderij overnam, werd niet alleen ambtsdrager, maar zat ook in besturen van boerenorganisaties. „Soms ging ik binnen een paar dagen tijd wel twintig keer naar Emmeloord.” Zijn vrouw Elizabeth: „Ik ben op onze boerderij in de polder heel wat avonden alleen geweest. Soms liet ik onze hond op een kleed in de kamer liggen. Dat gaf een vertrouwd gevoel.”

Inmiddels heeft een zoon de boerderij overgenomen. Johan van der Wekken zelf mag nog graag hand- en spandiensten verlenen.

De Van der Wekkens gingen vroeger een paar keer per jaar naar Zeeland, maar dat gebeurt nu minder vaak. „Als we er zondags waren, kerkten we in Zierikzee. Dat was net een reünie.”

Hoewel de band met Zeeland blijft, zullen de Van der Wekkens niet terugkeren. Johan van der Wekken: „Ons leven ligt hier. We zijn hier ingeburgerd.”


„Redelijk goede grond”

„Met geen pen te beschrijven.” Zo noemt Adrie Heijboer (76) het leed dat zijn schoonfamilie tijdens de watersnood in 1953 overkwam. Zo overleed een broer van Adries vrouw. „Mijn schoonfamilie woonde op Schouwen-Duiveland. Het water kwam daar zo snel. Tot aan de zolder. Een hoger gelegen huis waar mijn schoonvader en twee zonen van hem naartoe zijn gevlucht, stortte in. De houten zoldering werd als vlot gebruikt. Daar zaten acht mensen op. Het vlot brak in tweeën. Vijf mensen verdronken. Mijn schoonvader en zijn twee zoons dreven verder op het andere stuk. Van halfvijf ’s middags tot vier uur de volgende ochtend. Toen spoelden ze aan bij Yerseke. De oudste zoon was van uitputting overleden.”

De Heijboers, die zelf op Tholen woonden, trokken in 1955 naar de Noordoostpolder, om daar een nieuw boerenbestaan op te bouwen. Op Tholen was land in 1944 onder water gezet door de Duitsers en ook kwam een deel van het eiland onder water te staan tijdens de watersnood. „Onder anderen Zeeuwse boeren kregen voorrang in de Noordoostpolder. Tot ergernis van pioniers die al eerder de polder hadden ontgonnen, en die niet in aanmerking kwamen voor een boerderij”, vertelt Heijboer in zijn boerderijwoning bij Rutten. In de Noordoostpolder kwam Heijboer „in vreemd gebied.” „Als achttienjarige was je bijvoorbeeld je kameraad ineens kwijt.”

De Heijboers woonden in de Noordoostpolder samen met mensen van verschillende pluimage. „Alle provincies waren hier vertegenwoordigd. Brabant, Utrecht, Zuid-Holland, Drenthe, noem maar op. De verhoudingen waren goed. Je kwam in aanraking met tal van dialecten. Een rooms-katholieke buurman kwam bij ons op verjaardagsvisite. Vroeger waren er nog ouderwetse roomsen in deze buurt. Ze gingen ’s ochtends om zeven uur naar de mis. Dat zie je nu nauwelijks meer.”

In de begintijd „zocht je soortgenoten op”, vertelt Heijboer. „Er waren immers meer Zeeuwen naar de Noordoostpolder gekomen. Ook jongens van je leeftijd.” Kerkelijk vonden de Heijboers onderdak bij de gereformeerde gemeente in Lemmer. Toen die in 2002 werd opgeheven, sloot Adrie Heijboer zich aan bij de protestantse gemeente van bijzondere aard op gereformeerde grondslag in Lemmer.

Zelf nam Adrie Heijboer in 1969 de boerderij over, eerder was hij onder meer actief als vertegenwoordiger in agrarische producten. Een van zijn zonen, Johan, zwaait inmiddels de scepter op de boerderij. Adrie Heijboer, die naast zijn zoon woont, helpt nog graag een handje mee.

Adrie Heijboer en zijn vrouw kregen zeven kinderen. Zijn vrouw is enkele jaren geleden overleden aan kanker. Eerder stierf een zoon op 24-jarige leeftijd ook aan die ziekte.

Als boer in de Noordoostpolder heeft Heijboer een „mooie tijd” gehad. „Het is hier redelijk goede grond.” Heimwee naar Zeeland kende hij eigenlijk niet. „Waar je brood is, is je thuis.”


„Ik mag graag mijn geboortegrond zien”

„Toen we in 1954 de kans kregen om naar de Noordoostpolder te ver­huizen, grepen we die met beide armen aan.”

Dat zegt de Zeeuw Han Dorst in het vorige week gepresenteerde boek ”Tranen op het land. Zeeuwen en Brabanders in de Noordoostpolder na de watersnoodramp” van Erik Driessen. Het boek is uitgegeven door het waterschap Zuiderzeeland.

De ouders van Han Dorst boerden in Sirjansland, een dorpje op Schouwen-Duiveland. De Dorsten overleefden de watersnood, maar beleefden angstige momenten in hun woning. „We konden geen kant meer uit”, vertelt Han Dorst. „Als we naar buiten keken, zagen we in de kolkende zee dode beesten voorbijdrijven. Voor mijn gevoel wisselden sneeuw en hagel elkaar af. De storm gierde nog enorm. (…) Muren scheurden en omdat het water ondertussen bijna drie meter hoog stond, begon de zolder te verzakken.” Uiteindelijk kwam de redding, een militaire motorvlet pikte de verstekelingen op.

De verhuizing naar de Noordoostpolder vond Han Dorst niet erg. „De grond (in Zeeland) had twee keer onder water gestaan. Daar was het beste wel vanaf”, zegt hij in het boek, daarmee doelend op het onder water zetten van Schouwen-Duiveland in de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers en op de watersnood. „Ik was 18 jaar en in die tijd deed je wat je ouders zeiden. Bovendien komt de bakker overal langs, zeg ik altijd.”

Terugkeer naar Zeeland heeft hij nooit overwogen, maar Dorst komt nog twee keer per jaar op Schouwen-Duiveland, stelt hij in het boek. „Ik mag graag mijn geboortegrond zien. Onze boerderij is later ook weer opgebouwd (…) De ramp heeft zeker geen stempel op mijn leven gedrukt. Ik heb geen dierbaren verloren, alleen kennissen van mijn ouders kwamen om het leven. Bang voor water en storm ben ik nooit geweest.”

Piet Kwant, afkomstig van Schouwen-Duiveland, verkaste ook naar de Noordoostpolder. „Ik ken hier veel mensen, ook andere boeren die destijds uit Zeeland zijn verhuisd. Die zijn vaak goed terechtgekomen. Of dat te maken heeft met extra veerkracht die ze aan de watersnoodramp hebben overgehouden, weet ik niet. Dan zoek je te veel naar iets wat misschien helemaal niet bestaat. ”Luctor et emergo, ik worstel en kom boven” is wel typisch Zeeuws natuurlijk. Wellicht hebben we dat in ons DNA zitten, maar ik ben me er niet van bewust.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer