M3
Uitgekookte lui, daar bij het Cito. We maakten half januari de hele serie M3-toetsen. Ik had ze eigenlijk nog nooit bekeken. Maar het is werkelijk mooi spul.
Bij spelling hebben ze het woordje w-e-s-p erin gezet. Daar zit uiteraard een angel, want elk mens schrijft wel een paar keer weps voordat hij/zij wesp leert spellen. Ik keek natuurlijk gauw of r-u-p-s er ook in zat, maar dat was niet het geval. Dat pleit weer voor de makers. Tijdens de ‘toest’ probeer ik zo goed mogelijk te articuleren. Ik zeg k-e-rrrrrrr-s, kerrrs. Schrijf op: kerrrs. Als ik dan in het toetsboekje het woordje kes lees, dan denk ik: Hoe w-e-r-k-t dat eigenlijk in die hoofdjes?
De woordenschattoets is ook erg aardig. Je ziet telkens een drietal plaatjes, bijvoorbeeld die van een hark, een bloempje en een vishengel. Hierbij moet je de kinderen vriendelijk verzoeken een kruisje te zetten bij het plaatje waar ze een sténgel zien. Ik zie die gasten bij het Cito mekaar al glunderend aankijken terwijl ze zo’n toets aan het ontwerpen zijn. Misschien moeten ze elkaar wel afremmen bij het stellen van dit soort hachelijke vragen.
Het woordje ondiep, dat is er ook zo één. Je ziet laag water, middelhoog water en hoog water. Bij welk plaatje hoort het woordje ondiep? Weten zij veel. Ondiep klinkt nogal onheilspellend, dus zal het water wel tot aan de lippen staan…
De rekentoets haalt ook alles uit de kast om de kinderen onder de neus te wrijven dat het splitsen tot de tien heus niet het einde van alle rekenkunst is. Er zijn twaalf dropjes, waarvan drie vierkante. Hoeveel zijn er dan rond? Tja, vijftien? Die kwajongens van het Cito deinzen nergens voor terug. Twaalf snoepjes in zakjes van vijf. Hoeveel zakjes? Twee taarten in zes stukken, tien stukken opeten, hoeveel stukken over? Drie kinderen krijgen drie dagen drie dropjes van drie oma’s. Toe maar. De meeste kinderen zijn vooral druk met de vraag waar die derde oma vandaan komt.
En dan heb je nog de DMT. Hoeveel woordjes lees ik per minuut? Kaart 1 is nog wel te doen, maar dan volgt kaart 2 met s-p-r-o-n-g en zo. Hakken gaat uiteraard prima, maar dan nog plakken: s-p-r-o-n-g, ehm… eh… s-p-g, nee … sss-p-rr-o-n-gg, ehm…
Zo’n Citoweek lijkt de kinderen ook een beetje verstrooid te maken in het alledaagse. Na een ochtend zwoegen op al die moeilijke vragen gaan we eten. De tafeltjes mogen weer in de gewone stand. De kinderen zetten zich aan hun lunchje.
Danny’s ogen beginnen te glanzen als hij proeft wat voor lekkers hij op brood heeft. „Ik heb iets lekkers op brood, jongen”, zegt hij tegen Rowan. Enthousiast komt hij van zijn plek, doet zijn mond wagenwijd open en ademt zachtjes uit. Rowan kijkt even verward naar mij, houdt aandachtig zijn oor bij Danny’s mond en knikt ernstig.