Opinie

Aandacht voor burgerschap op scholen moet in gezin beginnen

De oproep van de Onderwijsraad tot bevordering van normen en waarden op scholen, is zonder meer positief. Het advies mist echter het noodzakelijke bijbelse fundament en de overheid gaat voorbij aan het gezin als startpunt voor goed burgerschap, vindt C. M. van Eckeveld.

9 October 2003 11:05Gewijzigd op 14 November 2020 00:37

Alle onderwijsinstellingen, van basisschool tot universiteit, moeten meer aandacht geven aan goede omgangsvormen en respect voor elkaar. De jongeren moeten leren een actieve bijdrage te leveren aan de maatschappij, bijvoorbeeld door buurtprojecten of vrijwilligerswerk. Dit staat in een advies van de Onderwijsraad dat enige weken geleden gepresenteerd is.

De Onderwijsraad, het belangrijkste adviesorgaan voor de minister van Onderwijs, is van mening dat de overheid bevordering van burgerschap in alle onderwijswetten moet opnemen. Dan zijn de scholen verplicht er aandacht aan te besteden. De scholen bepalen zelf de manier waarop er aandacht aan wordt geschonken. De plaatselijke overheden moeten een concreet plan opstellen met de scholen en maatschappelijke, culturele en sportinstellingen. Indien nodig moet de gemeente ook geld beschikbaar stellen.

Hiervoor is volgens de Onderwijsraad niet alleen fatsoenlijk intermenselijk verkeer nodig; ook moeten leerlingen en studenten een actieve bijdrage leveren aan de maatschappij, bijvoorbeeld door het deelnemen aan buurtprojecten of vrijwilligerswerk.

Eigen graf
De aandacht die momenteel vanuit maatschappelijke organisaties en de overheid gevraagd wordt voor normen en waarden is zonder meer positief te duiden. Een maatschappij die een generatie laat opgroeien zonder aandacht voor normen en waarden, gedragsregels of -zoals de Onderwijsraad het formuleert- burgerschap, graaft haar eigen graf.

Normloosheid leidt tot chaos. De geschiedenis van het Romeinse Rijk is op dit punt veelzeggend. Het Romeinse Rijk ging in de eerste plaats ten onder aan uitholling van binnenuit, waardoor het geen vuist meer kon maken tegen vijanden van buitenaf. De bestaande overtuiging dat het niet goed gaat met de maatschappij als eenieder doet wat goed is in eigen oog, is juist.

Echter, wat zijn we ongelooflijk laat met deze ontdekking. Misschien moet ik zeggen: te laat! Onbegrijpelijk dat de overheid dit niet eerder heeft ingezien. We mogen constateren dat er vanuit de kerken en de kleine christelijke partijen meer dan eens uiting is gegeven aan de grote zorgen op dit terrein. De vraag moet gesteld worden of dit in voldoende mate is gebeurd -en nog belangrijker- welk voorbeeld we als christenen hebben gegeven. Wat gaat er van ons uit? Hoe gedragen wij ons in de relatie met anderen? Worden anderen aan het denken gezet door onze levenswandel?

Al te gemakkelijk sluiten wij ons af voor de samenleving waarin we geplaatst zijn. De Heere eist van ons liefde tot Hem, maar tegelijk liefde tot de naaste. Dit is voor ons misschien gemakkelijker als het onze naaste uit de eigen kerkelijke gemeente betreft, maar is alleen dat onze naaste? De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan laat zien dat juist de mens uit een andere cultuur met andere opvattingen en een andere religie onze naaste is.

Opgelegd
De overheid wil haar voornemen concretiseren door het stellen van eisen aan instellingen. Gemeenten worden ingeschakeld en instellingen geven in onderling overleg invulling aan het thema. Dit klinkt allemaal heel mooi, maar de insteek is gekozen vanuit de regering. De eisen worden ons opgelegd.

Het moet echter van twee kanten komen. De aandacht voor burgerschap begint in het gezin; dat levert iets op! Dat mis ik verschrikkelijk in dit advies. We moeten zelfs vaststellen dat de regelgeving van de overheid met betrekking tot het gezin een averechts effect heeft op de inhoud van dit voorstel. Denk alleen al aan maatregelen waardoor iedereen economisch zelfstandig en onafhankelijk zou moeten worden.

Veel positiever sta ik tegenover de stimulans in dit advies voor instellingen en scholen om gedrags- en leefregels op schoolniveau af te spreken en om naleving daarvan te stimuleren. Overigens zijn we dan toch nog weer een stap te ver; we moeten eerst inzoomen op het gezin. Dáár moet het beginnen, en dat zal zijn uitwerking hebben op de maatschappij.

Wat is de norm voor burgerschap? In het advies gaat het over beschaafd gedrag, over het respecteren van en luisteren naar elkaar. Toch mis ik het fundament. Het is allemaal menselijke prietpraat! Waar is de norm van het Woord van de Heere? Er is geen gemeenschappelijke basis vanwaaruit we invulling geven aan de praktijk.

En wat moeten we met een overheid die beslist niet het goede voorbeeld geeft? Wat moeten we met een overheid die ongebondenheid bevordert en aan het pluche verkleefd is, zelfs wanneer de grootste fouten gemaakt worden?

Individualisme
Alleen wanneer de overheid als norm het Woord van de Heere heeft, in wetgeving en gedrag het goede voorbeeld geeft en dienend bezig is, is er hoop voor de toekomst. Plato zegt dat een mens nooit gelukkig kan zijn indien hij een ander dient. Je bent er voor jezelf en je leeft voor jezelf. Je helpt een ander om er zelf beter van te worden. Dit is het individualisme ten top!

De Heere houdt ons het tegenovergestelde voor. Vanuit de liefde tot God mogen we een ander dienen. Christus is gekomen om te dienen en Zijn leven te geven tot een rantsoen voor velen. Dit heeft uiteraard een geestelijke dimensie; dit is de bodem onder het gehele verlossingswerk van Christus, maar het geeft ook richting aan ons leven in de samenleving van vandaag.

Een mens is ongelukkig indien hij zichzelf dient. Plato heeft het helemaal mis. Dit is de wet van Christus, en het leven naar Zijn geboden is de norm voor goed burgerschap.

C. M. van Eckeveld is directeur van de reformatorische Groen van Prinsterer basisschool in Kampen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer