Opinie

Presentie op internet noodverband voor kerk

Het is goed als de kerk mensen opzoekt waar ze zijn. Maar een kerk op internet kan nooit de samen­komsten voor de eredienst in een kerk­gebouw vervangen.

Marc J. de Vries

11 February 2013 09:55Gewijzigd op 15 November 2020 01:52
Prof. dr. M. J. de Vries  Foto RD
Prof. dr. M. J. de Vries Foto RD

Onlangs verscheen het ”Handboek kerk en sociale media”. Het boek presenteert allerlei manieren waarop kerken zich kunnen manifesteren op internet en via de sociale media. Nieuwe wegen waarlangs de kerk haar boodschap kan laten uitgaan en nieuwe platforms waarin gemeenschap beleefd kan worden. Tegelijk verschijnen in de media alarmerende berichten over onverwachte negatieve bijwerkingen van internet en sociale media. Mensen komen in klinieken terecht om af te komen van verslaving aan internet. Leerlingen blijven zitten omdat ze te veel tijd besteden aan het bijhouden van hun contacten via de sociale media. Omdat het gebruik van die nieuwe media tegenwoordig niet alleen via de computer, maar ook via een mobiele telefoon kan gaan, is ook het verschijnsel van mobieltjesverslaving al gesignaleerd. Enerzijds dus prachtige nieuwe mogelijkheden voor de kerken om in de samenleving present te zijn, anderzijds verontrusting over de vraag of de media zo onschuldig zijn als ze aanvankelijk leken. Internet en sociale media als moderne manieren van kerk-zijn: zijn ze een godsgeschenk of een 21e-eeuws paard van Troje?

Steeds meer kerken en gemeenten maken gebruik van internet en sociale media. Het scala aan toepassingen neemt steeds toe. Aanvankelijk was de presentatie tamelijk passief: er werd een website van de kerk gemaakt, die ieder die dat wilde kon bezoeken. De kerktijden stonden erop en wie wilde, kon meeluisteren naar de dienst, live of later. Die laatste functie vervangt steeds meer de oude kerktelefoon. Ouderen kunnen nu via internet de dienst meebeleven, en nu niet alleen zij, maar iedereen die de desbetreffende site bezoekt. De capaciteit van internet maakt het inmiddels goed mogelijk om niet alleen geluid, maar ook beeld te verwerken.

Gaandeweg werd de presentatie actiever en interactiever, vooral toen de kerken de sociale media begonnen te ontdekken. Predikanten startten weblogs waarop zij met gemeenteleden en andere belangstellenden discussiëren over de preek of andere zaken. Het genoemde handboek laat zien hoe het hele spectrum van internet, Hyves, Facebook, Twitter, en andere media zich leent voor kerkelijke activiteit.

De term ”internetkerken” wordt gebruikt om aan te geven dat uiteindelijk bijna het hele kerkelijke bestaan zich via internet zou kunnen afspelen. Een typisch Amerikaanse uitdrukking, de ”First …” (First National Bank, First Presbyterian Church etc.), wordt nu ook gebruikt in dit verband: de First Church of Cyberspace van predikant Charles Henderson. Cyberspace is de aanduiding van een virtuele wereld waarop kerkgangers en belangstellenden als een virtueel poppetje kunnen rondlopen, anderen aanspreken en andere handelingen uitvoeren. Een bekende virtuele wereld is Second Life, en ook daar zijn kerken aanwezig.

Boodschap

Op een site over het verschijnsel internetkerk staat een interessante quote van de Koreaanse predikant David Yonggi Cho en zijn Amerikaanse collega David Warren (niet te verwarren met de bekendere Rick Warren). Zij beweren dat kerken moeten stoppen met steeds maar grotere gebouwen te bouwen en veel meer op internet moeten vertrouwen.

Dat roept een interessante vergelijking op. Veel kerkgebouwen hebben inderdaad een flinke afmeting. In het verleden was dat nog sterker het geval. Een middel­eeuwse kathedraal is bepaald een opvallende verschijning in een stad. De twee predikanten vergelijken zulke gebouwen met een heel andere presentie van de kerken in de samenleving, namelijk via internet. Die vergelijking zou inderdaad wel eens tot boeiende inzichten kunnen leiden.

Laten we eens een poging wagen om de overeenkomsten en verschillen op een rij te zetten om de conclusie van Cho en Warren na te rekenen. We nemen eerst de kathedraal onder de loep. We betreden dan het domein van de architectuur. In het klassiek geworden boek ”Meaning in Western Architecture” beschrijft de Noorse architectuurhistoricus Christian Norberg-Schulz welke visie op kerk-zijn spreekt uit het ontwerp van de gotische kathedraal. Aller­eerst is daar de plaats van het gebouw. In een middeleeuwse stad vinden we steevast de kathedraal aan het grote marktplein. Die plaats is bewust gekozen. De kerk wilde immers present zijn waar het volk was. Het marktplein was de centrale ontmoetingsplaats van de stad. Juist daar wilde de kerk aanwezig zijn. Later is de kerk van die plaats verdreven naar een kleiner plein, vaak met een steegje verbonden met het grotere plein, waaraan dan het stadhuis of het theater staat. Een aardig architectonisch voorbeeld van het effect van de secularisatie die inzette met de renaissance.

Nadat de kerk is gevonden en de immense ruimte betreden wordt, overvalt de bezoeker een gevoel van eigen nietigheid. Dat is precies wat de ontwerpers beoogden. De eerste ervaring bij het betreden van de kerk is dat wij maar kleine mensen zijn in een groot universum dat geschapen is door een nog veel grotere God.

Eenmaal binnen merken we vervolgens dat onze blik steeds naar boven getrokken wordt. Dat komt door de spitsbogen en de enorme hoogte van het gebouw. Opnieuw een bewuste keuze van de bouwers om ons te laten weten: kijk omhoog, want daar is God.

Het volgende dat opvalt, is het licht dat door de prachtige gebrandschilderde ramen naar binnen valt. Zeker opvallend voor wie eerder een romaanse kathedraal bezocht, die maar kleine ramen heeft. Ook hierin zit een boodschap: in de kerk straalt het licht van de hemel zomaar op de aarde. Contact tussen hemel en aarde mag er zijn. Wat we steeds zien, is dat de boodschap die de bouwmeesters willen uitdragen perfect aansluit bij de vorm van het ‘medium’ van bakstenen en glas.

Virtuele kathedraal

Nu is de virtuele kathedraal aan de beurt. Hoe is de verhouding tussen vorm en inhoud daar? Eerst kunnen we een overeenkomst met de kathedraal van bakstenen en glas constateren: net als bij die fysieke kathedraal is het de bedoeling van de virtuele kathedraal om daar te zijn waar de mensen zijn. Tegenwoordig tref je de mensen niet meer aan op het marktplein, maar op de virtuele markt van internet en sociale media. Dat geeft voor onze tijd de virtuele kathedraal een duidelijk voordeel boven de fysieke kathedraal.

Er is echter ook een andere mogelijkheid, die de predikanten Cho en Waren in de tegenstelling die ze maken tussen kathedraal en internetkerk niet noemen. De bouw van fysieke kerken heeft zich ook aangepast aan de ver­anderde omstandigheden. Er worden veel kleine kerken in plaats van weinig grote gebouwd, en wel verspreid over de verschillende wijken van een stad. Daarin is de kerk opnieuw present op de plaats waar de mensen zijn. Eventueel worden bestaande gebouwen en gebouwtjes gebruikt om maar zo dicht mogelijk te zijn bij waar de mensen wonen en winkelen. Op het punt van de plaats van aan­wezigheid zijn grote gebouwen als de gotische kathedraal als middel om mensen te bereiken inderdaad niet meer van deze tijd.

Hoe staat het met de relatie tussen vorm en inhoud van het gebouw zelf? Bij de bakstenen kathedraal zagen we fraaie harmonie tussen die beide. Nu de internet­kerk met zijn virtuele karakter. Filosofen van de richting van de fenomenologie haasten zich te wijzen op een essentieel verschil tussen elkaar fysiek ontmoeten en via elektronische middelen. Voor fenomenologen is het fysieke onmisbaar bij onze beleving van de werkelijkheid. Een mens heeft niet alleen een mentale kant, maar ook een lichamelijke.

Dat is trouwens niet alleen een fenomenologische notie, maar ook een Bijbelse. God heeft ons gemaakt als wezens met een lichamelijke en een mentale kant. Hoe die zich precies tot elkaar verhouden, is al eeuwen punt van discussie, maar dat ze er beide helemaal bijhoren wordt inmiddels wel erkend. Daarmee nemen we afstand van meer platonische opvattingen waarin het lichaam slechts een akelige kerker is waarin het verkeert zolang we nog in dit ondermaanse leven. Bijbels gezien gaan we er bij het sterven zeker op vooruit wanneer we dan bij Christus mogen komen, maar het volmaakte komt pas volmaakt als we bij de wederkomst een nieuw lichaam krijgen en op de nieuwe aarde onder de nieuwe hemel weer mogen leven als mensen van lichaam en geest.

Onze presentie in de virtuele kerk is alleen mentaal. Ons lichaam doet daar niet aan mee. De fenomenologen wijzen erop dat dit een verarming is ten opzichte van een fysieke aanwezigheid. We merken dat ook. Het voelt anders wanneer we via Skype met iemand communiceren dan wanneer we iemand in het gezicht zien terwijl we in dezelfde ruimte staan. De virtuele kerk heeft dus een vorm die niet helemaal overeenkomt met de boodschap van heil voor mensen die zowel een fysiek als een psychisch bestaan hebben.

Muisklik

Er is nog een punt waarop het medium van de internetkerken op gespannen voet staat met de inhoud van de boodschap. De kathedraal is een gebouw waarin onze aandacht exclusief gericht wordt op de Bijbelse noties van kleinheid tegenover God, het gericht zijn op de hemel en het contact tussen God en de mensen. In de internetkerk ben ik echter slechts een muisklik verwijderd van heel andere boodschappen. De internetkerk concurreert daar met allerlei andere sites die mij evenzeer kunnen boeien en die soms een totaal andere boodschap bevatten dan die van de kerk.

Waarheid en leugen liggen op internet schots en scheef door elkaar. Zelfs een encyclopedie biedt daar niet meer de zekerheid van betrouwbare informatie, want de zorgvuldigheid waarmee de klassieke encyclopedie samen­gesteld wordt, is ver te zoeken bij de moderne Wikipedia-encyclopedie. Dat kan ook niet anders, want velen beschouwen juist de vrijheid van informatieverstrekking als het hoogste goed van internet.

Hier zit een verschil van bewegingsrichting tussen fysieke en virtuele kerk. De bakstenen kathedraal haalde de mensen even weg uit de drukte van het marktplein en bracht hen in een omgeving waarin alles eerbied en rust uitstraalde. Wanneer de kerk online gaat, maakt ze een om­gekeerde beweging. Ze stapt zelf de drukte van het marktplein in en is daarmee deel geworden van het commerciële gebeuren dat daar plaatsvindt.

Nu spoort dat helemaal met het ideaal om te zijn waar de mensen zijn, maar om de boodschap te laten landen is die sfeer van eerbied en rust nodig die in de kathedraal te vinden is. Daarom is de aanwezigheid op het marktplein een soort ambassadeurschap. Je thuis is in de kathedraal, maar je begeeft je onder de mensen buiten de kathedraal om het in de kathedraal zijn aan te prijzen. Of zoals Paulus schrijft: „Ons burgerschap is in de hemelen”, en ondertussen moet onze welwillendheid bij alle mensen bekend zijn (Fil. 3:20 en 4:5). Je aanwezigheid op de markt heeft iets van een noodverband, iets voorlopigs, voor zover dit het gemeente-zijn betreft. Je moet daar wel zijn om de mensen te bereiken, maar je wilt hen leiden naar de eigenlijke plaats waar God Zich primair laat vinden.

Verleidende werking

In het begin van dit verhaal kwam even het verslavend effect van internet en sociale media ter sprake, een verschijnsel dat zich bij de gotische kathedraal niet lijkt voor te doen. Nog een reden om de presentie van de kerk op internet en sociale media niet als ideaal boven de fysieke kerk te beschouwen. Wie zich regelmatig op internet begeeft, zal ontdekken dat er van een technisch product altijd een zekere verleidende werking uitgaat. Elke stoel nodigt uit om op te gaan zitten en elke pen fluistert ons toe: „Pak mij en doe iets met mij, al is het maar een beetje friemelen.” Veel van die verleidingen zijn gemakkelijk te weerstaan, maar sommige vragen een behoorlijke zelfdiscipline.

Dat laatste geldt zeker bij media. De televisie heeft wat dat betreft zijn duizenden verslagen en internet is hard op weg naar zijn tienduizenden. Nu zijn er slechtere tijdbestedingen dan op internet te zijn om daar de activiteiten van de internetkerk mee te maken. Maar als het gevolg is dat ik van internet niet meer kan loskomen, is de verleiding om ook andere internet­activiteiten te bezoeken groot. Alle reden dus om opnieuw vast te stellen dat een internetkerk gebruikmaakt van een medium dat niet altijd spoort met de inhoud van de boodschap.

First Life

Misschien is ”noodverband” de meest geschikte term om het gebruik van internet en sociale media door de kerken te karakteriseren. Het ideaal is en blijft om mensen fysiek bij elkaar te brengen in een omgeving die 
ons boven het gewone leven 
uittilt. Daar kan de gemeen-
schap met God en met elkaar 
pas voluit floreren. Presentie op internet en sociale media is echter nodig om de mensen uit te nodigen.

Voor wie door ouderdom of handicap niet meer in staat is om naar de kerk te komen, is de verbinding met het fysieke samen­komen van de gemeente een noodverband. Daarbij maken we niet alleen de vergelijking met de fysieke ontmoeting, maar ook die met de totale afwezigheid van een mogelijkheid tot ontmoeting. De kerkdienst beluisteren of bekijken via internet is inderdaad niet zo rijk als het lichamelijk bij de kerkdienst zijn, maar het is rijker dan helemaal niet bij de eredienst betrokken te kunnen zijn.

Wie instemt met deze conclusie van de internetkerk als nood­verband, zal het ”Handboek kerk en sociale media” enthousiast oppakken, om zich daardoor te laten inspireren steeds nieuwe mogelijkheden te ontdekken hoe de kerk op het virtuele marktplein onder de mensen kan zijn. Maar die zal geen aanleiding zien tot een complete euforie, als was dit de grote doorbraak in het bestaan van de kerk. Het is prima om als kerk zichtbaar en actief aanwezig te zijn in Second Life. Maar wellicht doen we er goed aan om bij het virtuele kerkgebouw een bordje te zetten: ”Mogen we u straks in First Life in de kerk begroeten?”


Marc J. de Vries

Prof. dr. M. J. de Vries is bijzonder hoogleraar christelijke filosofie aan de Technische Universiteit Delft. Hij publiceerde vorig jaar het boek ”God vinden” (uitg. Groen). Dit voorjaar verschijnt bij dezelfde uitgever ”Techniek, overal om ons heen”. 
Hij is tevens hoogleraar bètadidactiek aan de TU Delft en speciaal geïnteresseerd in de vraag hoe christelijke en reformatorische scholen in het onderwijs in natuurwetenschappen en techniek invulling kunnen geven aan hun identiteit. Prof. 
De Vries is lid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond en ouderling in de hervormde gemeente (PKN) van Papendrecht.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer