Militair tehuis Bronbeek in Arnhem al 150 jaar onderkomen voor veteranen
Het militair tehuis voor veteranen Bronbeek in Arnhem bestaat 150 jaar. „Als bewoners ’s nachts herbelevingen hebben, is hier een verpleegkundige die meer begrip voor hen kan opbrengen.”
De lichte buitenmuren en het omringende groene gras vormen een fraai decor voor de talrijke herdenkingstekens in de tuin rond het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen. De monumenten zijn vooral een tastbare herinnering aan de mensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in toenmalig Nederlands-Indië streden tegen de Japanners of onder hen leden, bijvoorbeeld bij de aanleg van de Birmaspoorweg en de Pakan-Baroespoorlijn.
Op de voorgevel van het hoofdgebouw prijkt het borstbeeld van koning Willem III, die zijn landgoed Bronbeek in 1859 schonk aan de Nederlandse staat. In de hal van het hoofdgebouw wordt de laatste hand gelegd aan een speciale expositie over 150 jaar Bronbeek.
De knusse huiskamer waar de vijftig bewoners van Bronbeek kunnen ontspannen, oogt rustig. Enkele mannen drinken een kopje koffie met elkaar. Twee anderen zitten gebogen over een krantje.
De gezelligheid en de rust van zijn eigen kamer ligt Indië- en Koreaveteraan Van Deenen (89) beter, zegt hij. Zijn kamer staat volgestouwd met tastbare herinneringen aan vooral Nederlands-Indië. Vanuit zijn kamer heeft hij een fraai uitzicht op het riante park. „Ik noem het altijd het Amstelhotel hier”, zegt de geboren Amsterdammer. „Er wordt goed voor ons gezorgd.” Op tafel ligt een krantje. In de kast staat een radio. „Ik volg het nieuws nog elke dag”, zegt Van Deenen. „Als ik hoor wat er in de hoofdstad tegenwoordig allemaal gebeurt, dan geloof ik m’n oren niet.”
De veteraan trekt met een ferme ruk een lade van zijn kast open. Niet zonder trots toont hij zes militaire onderscheidingen voor zijn inzet in Nederlands-Indië en Korea. Liefkozend glijdt zijn vinger over de gouden onderscheiding die hij als rooms-katholieke militair van de paus kreeg.
Kanonnen
In de zithoek bij de eetkamer wacht een groep veteranen op de warme middagmaaltijd. Een van hen tikt met zijn wandelstok op de vloer, alsof hij wil aftellen tot het eten staat opgediend. „Het is prachtig om hier een tehuis te hebben voor een deel van de veteranenpopulatie”, zegt kolonel der cavalerie G. H. J. Noordanus, sinds 2009 commandant van Bronbeek. Niet iedere veteraan mag zijn intrek nemen in het militair tehuis. „We hanteren toelatingscriteria. Hij moet 65 jaar of ouder zijn, alleenstaand en uitgezonden zijn geweest. Bij binnenkomst moet hij zich kunnen wassen, scheren en aankleden. Als een veteraan eenmaal binnen is, kan hij tot zijn overlijden blijven, ook als hij eventueel hulpbehoevend wordt.”
De gemiddelde leeftijd van de Bronbeekbewoners is 85 jaar. „De oudste is 97 jaar. De jongste van 71 jaar heeft in de Sinaï (1982) gediend en tijdens de eerste Golfoorlog (1990-1991) nog de Patriotbatterijen in Turkije bemand”, zegt Noordanus. „Hoewel iedere veteraan zijn eigen verhaal heeft, hebben deze mannen toch een gemeenschappelijke geschiedenis. De mannen weten wat een uitzending met je kan doen. Ze praten er niet veel over, maar ze begrijpen elkaar. Bronbeek heeft voor hen herkenbare elementen. Het militaire karakter van het tehuis sluit naadloos aan bij hun leefwereld. Bronbeek kent een vaste militaire structuur. Dat zijn ze altijd gewend geweest en voelt voor hen vertrouwd.”
Het militaire karakter van Bronbeek heeft voor de bewoners een meerwaarde, stelt Noordanus. „In een doorsneeverzorgingshuis herkent het personeel vaak geen posttraumatisch stresssyndroom (PTSS) of vergelijkbare problematiek. Niet-militaire medebewoners in een bejaardenhuis hebben er ook vaak geen begrip voor. Als bewoners ’s nachts herbelevingen hebben, is hier een nachtzuster die er beter begrip voor kan opbrengen.”
Iedere veteraan is welkom in Bronbeek, benadrukt Noordanus. „Wel of niet religieus. Aan ons instituut is een predikant verbonden. Op zondag houdt hij hier een kerkdienst. Maar ook door de week is hij beschikbaar om met bewoners van gedachten te wisselen over hun levensvragen.”
Uitvaart
Met vijftig soms hoogbejaarde veteranen bij elkaar is het niet ongebruikelijk dat een van hen overlijdt. Noordanus wijst naar de oprijlaan en de galerij die grenzen aan zijn ambtswoning. „Als er een uitvaart is, zitten alle veteranen in uniform op de galerij. Terwijl de stoet over de oprijlaan langstrekt brengt de hele groep een laatste militaire groet. Dat is altijd een plechtig en indrukwekkend moment.”
Landgoed was geschenk koning Willem III aan staat
Bronbeek wordt rond 1820 aangelegd als buitenplaats voor een rijke particulier. In 1854 koopt koning Willem III het landgoed bij Arnhem.
Dappere soldaten en onderofficieren die te oud zijn geworden om in Nederlands-Indië te vechten of die daar gewond zijn geraakt, hebben in Nederland recht op een rusthuis, vindt koning Willem III als hij in 1859 zijn landgoed Bronbeek schenkt aan de Staat der Nederlanden. Op 19 februari 1863 opent Koloniaal Militair Invalidenhuis Bronbeek de deuren. Een rusthuis is het overigens niet helemaal: tot ver in de twintigste eeuw geldt er een arbeidsplicht tot het tachtigste levensjaar.
Een jaar na de opening zijn alle 200 plaatsen al bezet. Ondanks de strenge tucht worden er regelmatig bewoners weggestuurd vanwege wangedrag of structureel drankmisbruik.
Ook buitenlandse oud-militairen vinden er onderdak. In 1904 telt Bronbeek 135 oud-strijders: 86 Nederlanders, 24 Belgen, 16 Duitsers, 5 Zwitsers en 4 Fransen. Om er te worden opgenomen, moeten veteranen afstand doen van hun pensioen. In ruil daarvoor ontvangen ze huisvesting, kleding, voeding en zakgeld. De grootte van de kamer en de hoogte van de financiële toelage zijn afhankelijk van de militaire rang.
Sinds 1863 woonden er zo’n 6150 militairen op het landgoed. Anno 2013 biedt Bronbeek een onbezorgde levensavond aan maximaal vijftig oud-militairen van de krijgsmacht en het voormalige Koninklijk Nederlands-Indisch Leger.
Door het beperkte aantal plekken zijn alleen niet-officieren welkom, de rechten en plichten zijn voor alle bewoners gelijk. Het ministerie van Defensie draagt de kosten van de exploitatie en instandhouding van Bronbeek. Daarnaast betalen de bewoners een eigen bijdrage.
In het militaire verzorgingstehuis is ook Museum Bronbeek gehuisvest. Het omvat een collectie van 55.000 objecten en een kenniscentrum over de koloniale periode in Nederlands-Indië. Jaarlijks trekt het zo’n 30.000 bezoekers. Het voormalige hospitaal van Bronbeek is omgevormd tot reünie- en congrescentrum Kumpulan.
Bronbeek gold tot het midden van de vorige eeuw als symbool van de superioriteit van het Nederlandse gezag in Nederlands-Indië. Het statige witte huis puilde jarenlang uit van de trofeeën en onderscheidingen, zodat Nederlanders konden zien welke „grootse daden” het Oost-Indische leger verrichtte.
Zo was het lang de gewoonte om schedels van verslagen tegenstanders uit de kolonie te exposeren, met naam, plaats en jaartal van de zege. Op het landgoed bij Arnhem hebben jaarlijks vele herdenkingen plaats van de slachtoffers van de strijd in Zuidoost-Azië gedurende de Tweede Wereldoorlog en de daaropvolgende Indonesische onafhankelijkheidsstrijd.
www.indischherinneringscentrum.nl www.kumpulan.nl
Expositie koloniale geschiedenis
De hal van het hoofdgebouw wordt geflankeerd door de Waterloo-baan, een expositie van historische kanonnen. Cadeautjes van koning Willem III. Zoals het geëxplodeerde exemplaar dat afkomstig is uit het paleis van Atjeh. Het schiettuig raakte zwaar gehavend omdat Atjeeërs een niet-ontplofte puntgranaat, afgeschoten vanaf een van de voor de kust gelegen Nederlandse schepen, probeerden te laden. De granaat ging alsnog af. Koning Willem III schonk de buitgemaakte kanon in april 1878 aan Bronbeek.
Op de eerste verdieping van Bronbeek bevindt zich een interactieve chronologische expositie van de koloniale geschiedenis van Nederland. „Bronbeek is behalve een tehuis ook al 150 jaar een museum”, zegt Pauljac Verhoeven. „We willen graag een algemeen beeld geven van de Nederlandse koloniale historie, maar ook de specialisten bedienen.”
Vier zalen laten achtereenvolgens de ontwikkelingen rond de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) zien en de toenemende militaire pressie om de handel veilig te stellen. Ook de Atjeh-oorlog komt aan bod, met soms gruwelijke foto’s van soldaten die op de lichamen van hun tegenstander staan. Niets nieuws onder de zon.
De expositie sluit af met de atoombom op Japan, de capitulatie van de Jappen, het machtsvacuüm in Indië en de onafhankelijkheidsverklaring van Indonesië door Sukarno. Vier kale bureaus met typemachines verbeelden de bureaucratische verwerking van de komst van duizenden Indiërs inclusief Molukkers, naar het naoorlogse Nederland. Verhoeven: „Die mensen hadden geen paspoort, geen kleding, geen geld, helemaal niets. Het was voor hen een koude ontvangst.”