Dr. Ewald Mackay: „Vertellen over Gods hand in de geschiedenis”
LIENDEN – „Vertellen leerkrachten en docenten nog wel over Gods hand in de geschiedenis?”, vraagt dr. Ewald Mackay zich af. „Ook in het reformatorisch onderwijs is veel dualisme.”
De docent aan Hogeschool Driestar Educatief sprak zaterdag voor Koinonia, een interkerkelijke studievereniging, in Lienden over het thema ”Gods hand in de geschiedenis”.
Dr. Mackay begon met een kinderboek van Piet Prins waarin het gaat over een gedenkbalk in een boerderij, waarin belangrijke data gekerfd waren. De balk vermeldde van een verlossing van het Spaanse geweld in 1597 en van een jongen die als een verloren zoon na de veldtocht van Napoleon in Rusland in 1813 terugkeerde naar de boerderij. „Zo is er een gedenkbalk van Gods hand in de geschiedenis.”
Toen Ewald Mackay kind was, vroeg hij zijn opa en oma de oren van het hoofd over dingen die vroeger gebeurd waren. Ze vertelden hem over bittere armoede en over eten dat zomaar op de stoep stond als ze niets hadden. Ze verhaalden ook over een razzia in de oorlog. Zijn opa was in een kast gekropen die de Duitsers niet zagen. „Zij zagen die zaken als Gods hand.”
Tijdens zijn middelbare schooltijd doordacht hij de dingen van de geschiedenis dieper en kwam hij erachter dat de joods-christelijke traditie op dat punt uniek is. Bij andere godsdiensten is de geschiedenis niet echt relevant en gaat het vaak om een doorgaande cirkelbeweging. „In het christendom is de geschiedenis een lijn in de tijd, van het begin tot het einde van de wereld.”
Gedurende zijn studie geschiedenis in Leiden was er weinig plaats voor het aanwijzen van Gods hand in de geschiedenis omdat God in die seculiere omgeving geen enkele rol speelde. De ideeën over Gods hand verdwenen naar de achtergrond, totdat Mackay in 1989 de joodse historicus Abba Eban hoorde spreken over Gods hand in de geschiedenis van Israël. „Toen ging ik terug naar het geloof over Gods hand in de geschiedenis en schreef ik mijn proefschrift daarover. Waarom zou een evolutionist wel mogen zeggen dat de wereld bestaat uit toeval en zouden christenwetenschappers niet mogen zeggen dat God de wereld geschapen heeft? Waarom mag een arts niet zeggen dat er bij een onverklaarbare genezing een wonder gebeurd is?”
Dr. Mackay vindt dat christenen al te vaak meegaan in het dualistische denken: „Op zondag zegt men: „God beschikte ons de Canadezen om ons te bevrijden”, maar op maandag zegt men: „De Canadezen namen deel aan de strijd.”
Als voorbeeld voor een christelijke visie noemde hij de geschiedenis van Hitler, van wie hij nogal studie gemaakt heeft. „In Wenen woonde Hitler lezingen bij van Karl May die in een occulte traditie stond. In 1910 luisterde Hitler naar een lezing van hem over een nieuw Indo-Germaans lichtrijk met de swastika als symbool. Ik geloof dat er toen iets is geboren bij Hitler die in zijn boekenkast honderden occulte boeken had staan. Hoe is het te verklaren dat Hitler, die geen bijzondere sprekersgave bezat, grote massa’s mensen zo in vervoering kon brengen? Hoe kwam het dat zo’n twintig aanslagen op hem mislukten? Is hier niet iets zichtbaar van de voorzienigheid van de duisternis?”
Werner von Haeften werd na de aanslag van 1944 bevraagd door de rechter: „Waarom hebt u de vertegenwoordiger van het wettige gezag willen doden?” „Ik heb meegewerkt, omdat Hitler een groot vertegenwoordiger van het kwaad is,” zei Von Haeften. Mackay: „Het kwaad is hier onthuld. De seculiere wetenschap laat iets liggen. Helaas heeft men het hier ook in het christelijk onderwijs niet over.”
Mackay merkt dat ook in het reformatorisch onderwijs er veel dualisme is. „We hebben onze Bijbelopening en onze kledingcodes en daarna gaan we les geven. Probeer vanuit elk vak, en zeker vanuit de geschiedenis, een venster te openen op de hemelse werkelijkheid. Gods hand is niet in de wolken geschreven maar is toch ook niet geheel en al onbekend.”