Commentaar: Abortus en syndroom van Down
Het aborteren van een foetus met het syndroom van Down is sinds eind vorig jaar ook mogelijk in het Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede, zo werd deze week bekend. Eerder moesten gynaecologen uit het ziekenhuis ouders in zo’n geval doorverwijzen naar andere ziekenhuizen. Abortus vanwege het syndroom van Down was in Ede niet toegestaan op grond van de christelijke uitgangspunten van het ziekenhuis.
Alleen bij kinderen met een zeer ernstige afwijking, zoals trisomie 13 en 18 of een kindje zonder hersenen (anencefalie), was in het ziekenhuis tot dusver zwangerschapsafbreking mogelijk. Bij deze aandoeningen gaat het om kinderen die na de geboorte een korte levensverwachting hebben. Meestal overlijden zij direct na de geboorte of tijdens het eerste levensjaar.
De raad van bestuur van het ziekenhuis heeft nu, op verzoek van de gynaecologen en in overleg met de raad van toezicht en de medisch ethische commissie, besloten dit beleid te verruimen. Deze beslissing werd in een door het ziekenhuis verstrekte verklaring in zorgvuldig gekozen bewoordingen gemotiveerd en toegelicht.
De gynaecologen vonden het ongewenst om ouders, als zij kozen voor abortus, door te verwijzen naar een ander ziekenhuis nadat uit prenataal onderzoek was gebleken dat zij een kindje met het syndroom van Down zouden krijgen. De artsen voelden zich naar eigen zeggen tekortschieten in de zorg en begeleiding van deze ouders. Terwijl zij met hen het hele intensieve behandeltraject meemaakten, moesten zij de ingrijpende gebeurtenis van een abortus aan collega’s elders overlaten.
De raad van bestuur bleek ontvankelijk voor deze bezwaren. Na een „zorgvuldige discussie is een toevoeging gemaakt bij het bestaande medisch ethisch beleid rondom zwangerschapsafbreking.” Vanwege een „conflict van plichten” is het mogelijk dat de gynaecologen een zwangerschapsafbreking bij „een trisomie 21 afwijking” als bijzondere situatie kunnen laten toetsen door de medisch ethische commissie, zo vermeldt de verklaring.
Waaraan nog wordt toegevoegd dat het erom gaat goede zorg te waarborgen en dat het bestaande medisch ethische beleid wordt gehandhaafd.
Met deze onderbouwing is in Ede de weg geplaveid naar levensbeëindiging van ongeboren kinderen met het syndroom van Down. Een zeer betreurenswaardige beslissing, die, hoe je het ook wendt of keert, ten enenmale niet valt te rijmen met de christelijke waarden waarop het ziekenhuis zegt zich te willen baseren.
Er gaat ook een volstrekt verkeerd signaal van uit richting seculier Nederland. Hoe kun je zeggen je te willen houden aan christelijke waarden en tegelijk zo’n beslissing nemen? Rechtlijnige seculieren leggen daar nogal eens de vinger bij. Ze snappen dat -terecht- niet.
Het ziekenhuis spreekt van een „conflict van plichten”. Als het daarover gaat zou de plicht tot bescherming van door God gegeven leven toch vele malen zwaarder moeten wegen dan de plicht tot goede zorg. Die ‘goede zorg’ heeft intussen wel tot gevolg dat het leven van een gehandicapt kind wordt beëindigd. Zouden ze dat in Ede, qua begeleiding van de ouders, beter kunnen dan in een algemeen ziekenhuis in dezelfde regio? En is het beschermen van het ongeboren leven van een gehandicapt kind en het begeleiden van dat kind en zijn ouders na de geboorte dan geen goede, zelfs betere zorg? Gelukkig is zulke goede zorg in ons land beschikbaar, juist ook voor deze kinderen.
De raad van bestuur stelt dat abortus van een kind met het syndroom van Down zich naar verwachting slechts zeer incidenteel zal voordoen. Dat zou een reden te meer moeten zijn geweest om af te zien van zo’n ingrijpende beleidswijziging.