Vier prangende vragen over nationalisatie SNS
DEN HAAG – De staat heeft er weer een bank bij. Burgers, beleggers en politici hebben over de nationalisatie van SNS Reaal echter volop vragen. Hieronder vast een paar prangende, waarover de komende maanden zeker nog zal worden doorgepraat.
Hoe kon dit gebeuren?
De weg naar een antwoord leidt in ieder geval terug naar het moment waarop SNS in 2006 de al tamelijk twijfelachtige vastgoedpoot, later bekend als Property Finance, overneemt van Bouwfonds. SNS staat tot dan toe vooral bekend als te klein voor tafellaken en te groot voor servet. De aankoop moet SNS als bank opstuwen in de vaart der volkeren; het wil meedoen met de ‘grote jongens’ als ABN en ING. Door een combinatie van grootheidswaanzin en een gebrek aan kennis, overlaadt de bank zich met risicovolle vastgoedleningen.
Zeker sinds het uitbreken van de crisis worden meer en meer de risico’s zichtbaar en blijkt dat SNS grossiert in geflopte vastgoedprojecten. Beleidsmakers roepen nu in koor dat dit nooit meer mág gebeuren. DNB-bestuurder Sijbrand stelde gisteren dat de kans daarop ook niet zo groot is: een overname zoals die door SNS destijds zou volgens hem tegenwoordig worden verboden. „De kredietcrisis heeft ons geleerd dat er te grote kwetsbaarheden ontstaan als de balans van een bank gedomineerd wordt door een risicovolle categorie als vastgoed. Hamvraag is of DNB dat niet al in 2006 had moeten weten.
Is nationalisatie de beste optie?
Hét verschil met de eerdere nationalisatie van ABN, is dat de staat met SNS feitelijk een in de kern vrij gezonde bank in handen heeft, maar wel een met een uitermate verrotte vastgoedpoot, die steeds meer fungeerde als een molensteen. Econoom Sweder van Wijnbergen en bankenkenner Peter Verhaar (oprichter van Alex beleggersbank) wierpen gisteren direct de vraag op of het niet mogelijk was geweest om als staat de gezonde- en systeemrelevante delen uit de SNS-boedel te trekken (en die dan ofwel zelf te houden óf te verkopen) en het overgebleven Bouwfonds-deel in een faillissement te laten glijden. Dijsselbloem stelt in een brief dat daarvoor de financieringsrelatie tussen beide onderdelen te strikt was en dat een opdeling ook „belastend” zou zijn geweest voor onder meer klanten en werknemers. Politici zullen hem vast en zeker vragen daar nog wat dieper op in te gaan. Evenals op de vraag waarom ‘Brussel’ een redding door de overige Nederlandse banken precies verhinderde en waarom een volledig private oplossing via investeerder CVC op ‘t laatst afketste.
Waarom hoeven niet álle beleggers mee te betalen?
In tegenstelling tot eerdere bankenreddingen heeft Dijsselbloem er dit keer voor gekozen een deel van de beleggers te laten bloeden voor hun participatie in SNS. Alle aandeelhouders en een belangrijk deel van de zogenoemde achtergestelde obligatiehouders zijn volledig onteigend, een tamelijk zeldzame stap. Toch was dit, zelfs niet een extra bankenheffing, lang niet genoeg om te voorkomen dat de belastingbetaler niet alsnog scherven hoeft te ruimen.
Daarvoor was het nodig geweest dat ook de gewone obligatiebeleggers had ingeleverd. Onlangs liet Dijsselbloem weten dat hij daar wel oren naar had. Het is ook door Financiën overwogen, maar toch afgeschoten. Alsof hij het antwoord niet over zijn lippen kon krijgen, speelde Dijsselbloem gisteren de waaromvraag door naar DNB, dat aangaf het niet te hebben aangedurfd om als eerste land in de eurozone ook de ‘gewone’ obligatiehouders aan te slaan.
Het zou volgens DNB beleggers hebben verrast en ook gevolgen hebben gehad voor de positie van Nederlandse banken op de obligatiemarkt, wat hun leenkosten zou verhogen. Door die keuze ontstaat wel de vreemde situatie dat deze groep beleggers in SNS hun geld met een flinke rente gewoon zal ontvangen, deels op kosten van de niet-beleggende belastingbetaler. Beleggen in ‘gewone’ obligaties van systeembanken lijkt daarmee op de keper beschouwd risicovrijer te zijn dan het aanhouden van spaargeld boven de depositogarantiegrens van 100.000 euro.
Was de situatie echt zo acuut?
Dat is een vraag die met name aandeelhouders en achtergestelde obligatiebeleggers graag beantwoord zullen zien. Vanwege een „ernstig en onmiddellijk gevaar voor de financiële stabiliteit”is namelijk besloten hun belegging in één pennenstreep van de Interventiewet waardeloos te maken.
Bij de overname van Fortis-ABN moest destijds snel worden gehandeld omdat er een bankrun gaande was: spaarders haalden massaal hun geld weg. Gisteren gebruikte DNB’er Sijbrand die woorden ook: per dag verdween er volgens hem soms wel 0,5 tot 1 miljard euro.
Toch lijkt de totale ‘weglek’ aan spaargeld met 1,4 miljard euro sinds 16 januari in dat licht mee te vallen.