Dagen van de gewetensbezwaarde ambtenaar zijn geteld
Advocaat Bart Bouter betoogde onlangs dat er nog wel degelijk ruimte is voor gewetensbezwaarde trouwambtenaren (RD 19-1). Volgens mr. Leendert van Beek bekijkt hij de situatie veel te rooskleurig.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) oordeelde op 15 januari in een zaak die speelde in het Verenigd Koninkrijk (RD 15-1). Mevrouw Ladele was gemeenteambtenaar. Zij weigerde geregistreerde partnerschappen tussen personen van gelijk geslacht te registreren. Door haar weigering moesten de collega’s van Ladele extra werk verrichten. Die waren daar ”not amused” over en beklaagden zich. Uiteindelijk werd mevrouw Ladele ontslagen. Landele spande een rechtszaak aan tegen haar werkgever en stelde dat ze gediscrimineerd werd op grond van haar geloofsovertuiging. De Britse rechter stelde haar in het ongelijk. Vervolgens stapte de ontslagen werkneemster naar het EHRM.
Ook daar kreeg mevrouw Ladele nul op het rekest. Het hof redeneerde als volgt. De lokale overheid mag een gelijkekansenbeleid voeren. Als er dan een ambtenaar is die weigert om homoparen te registreren, helpt een beroep op de godsdienstvrijheid (artikel 9 EVRM) niet. Met andere woorden, de gemeente mag zo’n ambtenaar dan ontslaan zonder dat dit discriminatie oplevert.
Bouter constateert in zijn bijdrage terecht dat de inhoud van dit arrest niet een-op-een overgezet kan worden voor Nederland. Dat blijkt óók uit de uitspraak. Het hof geeft een ”margin of appreciation” (een ruime beoordelingsvrijheid) aan de lidstaten. Elke lidstaat heeft dus een zekere mate van vrijheid als het gaat om het verbieden of juist het beschermen van gewetensbezwaarde ambtenaren. Concreet: in het Verenigd Koninkrijk mag een gewetensbezwaarde ambtenaar ontslagen worden, in Nederland (nog) niet.
De auteur heeft gelijk dat de lidstaten een grote ”margin of appreciation” hebben. Daarmee geldt echter ook voor Nederland dat de juridische positie van de gewetensbezwaarde ambtenaar kan worden veranderd (in onze optiek verslechterd). Die beoordelingsvrijheid heeft Nederland dus ook. En dat is geen positief nieuws voor de gewetensbezwaarde ambtenaar.
Hoe was de situatie vanouds in de Europese rechtspraak als het gaat om de vrijheid van godsdienst? Uit diverse EHRM-uitspraken vloeit geen zogenaamde positieve verplichting voort voor de staat: het actief moeten eerbiedigen van grondrechten. Godsdienstvrijheid verplicht de staat dus niet om gewetensbezwaren te honoreren. Tegelijkertijd vloeit uit artikel 9 EVRM wel een negatieve verplichting voort: de staat dient zich niet te bemoeien met het geweten van de burger. De staat is dus niet verplicht om op grond van artikel 9 EVRM gewetensbezwaren tegen het sluiten van een homohuwelijk te honoreren.
Daartegenover staat dat de overheid op grond van datzelfde artikel geen belemmeringen mag opwerpen voor de gewetensbezwaarde ambtenaar om zijn functie goed te kunnen uitoefenen in overeenstemming met zijn geloof. Daardoor kan de betreffende ambtenaar niet verplicht worden om homohuwelijken te voltrekken.
Bouter noemt het opvallend dat het EHRM in zijn uitspraak begint met het benadrukken van het belang van de godsdienstvrijheid. De vrijheid van geweten en godsdienst is een van de fundamenten van een democratische samenleving en een essentieel onderdeel van de identiteit van gelovigen.
Ik vind dat niet zo veelzeggend als hij doet voorkomen. Als het hof de vrijheid van geweten en godsdienst echt zo fundamenteel zou vinden, dan zou dat toch ook uitgedrukt moeten worden in het voordeel van mevrouw Ladele?
Daar komt nog bij dat in tal van uitspraken van het hof behalve de godsdienstvrijheid óók het recht op gelijke behandeling wordt gezien als een fundament van de democratische samenleving. Godsdienstvrijheid is slechts verworden tot een onderdeel van de fundering.
Het lijkt erop dat het EHRM met de uitspraak van 15 januari een wissel heeft omgezet. Deze uitspraak ligt in de lijn van de SGP-uitspraak van vorig jaar, waarin de vrijheid van godsdienst nauwelijks wordt genoemd. De vrijheid van godsdienst neemt daarin geen bijzondere plaats (meer) in en dat is evenmin goed nieuws. Ik vrees dat het hof met deze uitspraak preludeert op een grondrechtenhiërarchie waarbij het gelijkheidsbeginsel boven de godsdienstvrijheid prevaleert.
Niet alleen in Nederland waait een gure, seculiere wind. Ook in andere Europese landen. Bouter is naar mijn mening te stellig als hij beweert dat het binnen de Nederlandse traditie van tolerantie past om de geboden ruimte van het hof te benutten. De wens is de vader van de gedachte. Die ruimte had de staat al en die wordt er door dit arrest zeker niet groter op.
Kijk om je heen, lees de kranten, hoor wat de seculiere politieke partijen vinden van de gewetensbezwaarde ambtenaar. Dan weet iedereen dat de Nederlandse traditie van tolerantie allang verleden tijd is, ook al zien wij het als christenen zo graag anders.
De auteur is afgestudeerd op de gewetensbezwaarde ambtenaar en is mede-auteur van een staatsrechtbundel met betrekking tot artikel 9 van het EVRM.