Mythen geven flarden weer van Genesis
Het boek ”De wereldwijde vloed” neemt de lezer mee op een spannende ontdekkingsreis naar de oorsprong van de mensheid. Waar komen wij vandaan? Wie zijn onze verste voorouders? En wat heeft een wereldwijde vloed hiermee te maken?
Tjarko Evenboer, publicist en medewerker van Weet Magazine, onderzoekt hiervoor de volksverhalen en mythologieën van volken over heel de aarde. Hij stelt de vraag: Als de mensheid werkelijk voortkomt uit Noach, wat kunnen we dan redelijkerwijs verwachten?
Allereerst dat het vloedverhaal wereldwijd terug te vinden is bij allerlei volken. Verder zullen er dan overal op aarde verwijzingen zijn naar de hof van Eden, de boom des levens en de zondeval. Waarschijnlijk zijn er ook flarden terug te vinden van de geschiedenis van Babel, waar de talen verward werden.
Zoals gebruikelijk bij mythevorming zijn er fantasierijke elementen aan de geschiedenis toegevoegd; andere elementen zijn veranderd of vergeten. Is er echter een kern van deze overleveringen bewaard? De auteur komt tot de conclusie dat zulke elementen zelfs op ieder continent terugkomen in volksverhalen. Er zijn veel overeenkomsten te vinden met de verhalen uit Genesis 1 tot en met 11.
Aapachtige
Dat heeft gevolgen voor de visie op het ontstaan van de mens: stammen wij af van aapachtige wezens en leeft onze soort al honderdduizenden jaren op aarde? Of zijn wij geschapen door een Schepper en komen wij voort uit één familie die zich na de vloed over de aarde heeft verspreid?
De eerste twee hoofdstukken bieden veel voorbeelden van zulke verhalen. Daarbij zoekt de auteur steeds naar de kern van de overlevering en geeft hij daaraan een duiding. Zo noemt hij de beschrijving van Atlantis door de Griekse wijsgeer Plato. Dit land werd lang daarvoor verzwolgen door een grote vloed. Atlantis was een welvarend rijk dat ver ontwikkeld was in kennis van onder andere astronomie, bouwkunst en wiskunde. Het rijk werd geregeerd door tien koningen. De conclusie is: Plato beschreef het oercontinent dat tijdens de vloed verzwolgen werd en de tien koningen kunnen verwijzen naar de tien generaties stamvaders van Adam tot Noach.
De circa 300 zondvloedverhalen over heel de wereld versterken de geloofwaardigheid van het boek Genesis. Uiteraard zijn er ook andere verklaringen. De opvatting dat er slechts plaatselijke overstromingen zijn geweest, kan echter niet goed verklaren waarom zowel Amerikaanse, Aziatische als Afrikaanse volken spreken over de vloed als oordeel van een God of godheid over de mensheid, en over één familie die de vloed overleefde en de aarde opnieuw bevolkte.
Ooggetuige
Een andere theorie is dat de vloedverhalen zijn ontstaan onder invloed van christelijke evangelisten en missionarissen die eeuwenlang wereldwijd het Evangelie verkondigden. Inderdaad zijn er zo wel enige verhalen ontstaan, maar de meeste vloedverhalen spreken over inheemse goden en zijn al eeuwenlang onderdeel van de authentieke mythologie en cultuur.
Tevens kunnen we bij deze theorie veel meer overeenkomsten met het hele Oude Testament verwachten, en niet slechts de bijzonderheden uit Genesis 1 tot en met 11. Flavius Josephus, levend in de tijd van het Nieuwe Testament, stelde reeds: Alle auteurs van niet-Griekse geschiedenissen maken melding van die overstroming en van de ark.
Nadat in hoofdstuk 2 wereldwijde herinneringen aan Eden en de zondeval aan de orde komen, wijst de auteur op een populaire verklaring: het collectieve onbewuste. Dit is een soort spiritueel-psychologisch onderbewustzijn dat in de gehele mensheid voor sterk vergelijkbare mythen heeft gezorgd.
De Bijbel biedt echter een beter raamwerk om de mythen te begrijpen. De hof van Eden heeft werkelijk bestaan en alle volken komen voort uit Noach. De eerste generaties hebben de geschiedenissen van voor de vloed doorverteld, waardoor er een soort collectieve herinnering van de oude volken ontstond.
Het bovenstaande roept natuurlijk wel de vraag op of het Bijbelboek Genesis verschillend is van de mythen of tot dezelfde categorie gerekend moet worden. Evenboer voert in hoofdstuk 3 het pleidooi dat het Bijbelse verhaal de oorspronkelijke ooggetuigenverslagen bevat en wetenschappelijk het meest correct is.
Merkwaardig genoeg haalt hij daarvoor een kleitablettentheorie van P. J. Wiseman uit 1936 aan, zonder dat hij de problemen daarvan bespreekt. Het is jammer dat Evenboer geen enkel recent Bijbelcommentaar op Genesis gebruikt of verwijst naar later ontdekte archeologische gegevens. Dat zou zijn betoog heel wat overtuigender gemaakt hebben dan een theorie die door Bijbeluitleggers niet meer ongewijzigd wordt geaccepteerd.
Schijn
Nog erger wordt het als apocriefe en pseudepigrafische geschriften worden aangevoerd. Het ”Boek der Rechtvaardigen” krijgt de toelichting: „een geschrift dat duizenden jaren oud is en waar in de Bijbel naar wordt verwezen.” Deze typering is echter onjuist: er zijn diverse geschriften met deze naam, maar algemeen wordt aangenomen dat het vervalsingen uit de middeleeuwen zijn. Het ”Boek der Jubileeën” wordt volgens Evenboer door sommigen geplaatst in de tijd van Mozes. Er zijn echter veel wetenschappelijke aanwijzingen dat dit geschrift stamt uit de tweede eeuw voor Christus.
Soortgelijke opmerkingen zijn te maken over het boek ”Het leven van Adam en Eva” en het geschrift ”1 Henoch”. Mogelijk bevatten ze authentieke overlevering, maar dat moet dan wel aangetoond worden. Nu is het onjuist om ze zonder meer aan te voeren als argumenten voor de stelling dat de oude overleveringen op kleitabletten geschreven werden en samengevoegd werden tot het boek Genesis.
Ook bijlage 2 over de verklaring van namen in Genesis is ongefundeerd. Een nadere toelichting over het historische karakter van het boek Genesis is echter wel fundamenteel voor de positie die ingenomen wordt, ook om de schijn van cirkelredeneringen tegen te gaan.
”De wereldwijde vloed” beschrijft verder de toren van Babel in de mythen en de bevolking van de aarde na de vloed. Ook de oorsprong van de indianen en Nimrods religieuze revolutie komen aan bod. Interessante stof, al worden er wel eens erg snel gelijkstellingen gemaakt. Het laatste hoofdstuk toont met veel voorbeelden aan dat het monotheïsme de oorspronkelijke godsdienst is en dat het polytheïsme pas later ontstond.
Het is een boeiend en verrassend boek om te lezen. Met de hoofdconclusies ben ik het eens, maar een probleem is dat er materiaal uit veel en zeer uiteenlopende bronnen gehaald is.
Verouderd
De auteur is sterk in het verzamelen, maar minder goed in het wegen van de waarde van de bronnen. Hij noemt wel alternatieve verklaringen van het gevonden materiaal, maar de aard van de aangehaalde bronnen wordt minder goed besproken. Soms zijn het dubieuze internetverwijzingen, dan weer recente wetenschappelijke boeken, en daarnaast sterk verouderde boeken. Bij de verhalen uit Soemerische en Babylonische mythen staan verwijzingen naar boeken uit de negentiende eeuw, terwijl de kennis van die talen toen nog heel beperkt was, en sinds die tijd sterk toenam.
Ik beschouw het boek als een belangrijke materiaalverzameling en een boeiend programma voor verdere studie. In plaats van het gangbare evolutionistische verklaringsmodel kunnen zeer veel gegevens aangevoerd worden voor de Bijbelse voorstelling van zaken. Wat dat betreft wijst de auteur een duidelijke richting en draagt hij veel materiaal aan voor zijn stellingen.
Het is echter nodig dat deskundigen vanuit allerlei richtingen geraadpleegd worden om de bronnen op hun waarde te schatten, zoals dat wel gebeurt bij de bespreking van de genetische samenstelling van de inheemse Amerikaanse volken. Als dit gerealiseerd wordt, zal het boek winnen aan argumentatiekracht ten opzichte van de velen die het niet met de auteur eens zijn.
Boekgegevens
”De wereldwijde vloed. Mythe of oergeschiedenis van de mensheid?” Tjarko Evenboer; uitg. Gideon, Hoornaar, 2012; ISBN 978 9059 990 17 3; 430 blz.; € 19,95.