Kinderboek over watersnoodramp: aangrijpend, niet overtuigend
”Op een strobaal” is de mooie titel van een aantrekkelijk ogend boek dat herinnert aan een dramatisch gebeurtenis, de watersnoodramp van 1953. Een sympathiek initiatief, dat echter niet zo goed uit de verf komt doordat de schrijfstijl te wensen over laat.
Leen en Dineke vluchten in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 met hun ouders en broertje Hans naar het dak omdat het water komt. Hun huis stort in, maar op een drijvende strobaal brengen ze zich in veiligheid.
De aangrijpende gebeurtenissen zijn gebaseerd op waargebeurde feiten. Toch komen ze niet altijd realistisch over. Emoties worden verwoord, niet tastbaar gemaakt. De lezer identificeert zich niet met de hoofdpersonen (van wie het perspectief voortdurend wisselt) en voelt niet echt hun angst en kou.
Veel wordt herhaald: „Ineens moet Dineke ergens aan denken. „Maar bent u dan nu weer alleen?” De oude vrouw is even stil. (…) Mijn man was bij de koeien (…) ik heb hem niet meer gezien… dus ik ben nu alleen.” Dineke staat haar even met grote ogen aan te kijken. Dus nu is tante Mien ook alleen.”
Een groot deel van het boek bestaat uit vragende zinnen: „Waar zou vader naar kijken? Of er een boot komt? Weten de mensen op de andere eilanden hoe erg het hier is? Zou er dan niemand komen om hen te helpen? Hoe laat zou het zijn?”
Mooi is de boodschap dat te midden van alle leed mensen op God vertrouwen. Maar juist een christelijk verhaal verdient een overtuigender stijl en zorgvuldiger taalgebruik.
Boekgegevens
”Op een strobaal”, A. Vogelaar-van Amersfoort; uitg. De Banier, Apeldoorn, 2013; ISBN 978 90 336 3411 6; 93 blz.; € 9,95.