Dagboek van een beginnend schrijver
Iemand moet ze schrijven, al die romans die mensen in hun kasten willen zetten. Maar wat een drama is dat.
zaterdag 1 mei 2010
Ik schrijf een kort verhaal over een vrouw met een vreselijk verleden. Ze heeft iets misdadigs op haar geweten, maar niemand weet ervan. Zodra iemand haar geheim dreigt te ontdekken, trekt ze verder. Totdat dit niet meer lukt. Op een dag raakt ze ingesneeuwd, met vijf anderen, in een huis in de heuvels. Tussen de onbekenden zit iemand die haar lijkt te herkennen.
Het wordt heel spannend, want wat nu? Ik heb nog geen idee, maar het wordt wél eng daar. Het is koud, er zijn ijzige spinnenwebben, deuren kraken. Mobieltjes hebben geen bereik.
woensdag 5 mei 2010
De hoofdpersoon vind ik best sympathiek; des te meer woorden ik aan haar wijd, des te aardiger ze wordt. Dus vraag ik me af: heeft zij wel echt iemand vermoord? Eigenlijk wil ik dat niet… Maar dan maak ik me er te makkelijk vanaf, want mensen moorden soms. Of dénkt ze maar dat ze ’t heeft gedaan? Beetje onwaarschijnlijk. Of kunnen geheugens zulke rare spelletjes spelen met mensen?
De gevaarlijke ander wordt een leuke man. Geen engerd die stinkt en lang vettig haar heeft.
donderdag 4 november 2010
Bij de presentatie van een nieuw boek van een tamelijk bekende schrijver sprak ik een uitgever. „Ik ben van plan deze winter een boek te schrijven”, zei ik, en terwijl ik het zei kreeg ik het erg warm. Wat stond ik daar nou te bluffen? „Stuur me eens wat”, zei ze.
Dat ga ik nu doen. Mijn hele leven liggen er al verhalen verstopt in mijn kasten; ik wil wel eens weten of ik ermee door moet gaan. Als het flut is, kan ik het maar beter weten.
Het verhaal over die vrouw met dat geheim telt nu twintig pagina’s. Dat ga ik mailen!
maandag 8 november 2010
Zeer vaak mijn mailbox gecheckt de afgelopen dagen. Ik wil weten wat ze vinden ik wil weten wat ze vinden ik wil weten wat ze vinden.
donderdag 11 november 2010
Ze mailden al, de mensen van de uitgeverij! Ze zeggen: Ga door, doe maar een roman! Ik zweef. Dit zeggen ze vast niet als ze het niet menen.
donderdag 9 december 2010
Een stok achter de deur is goed. Iemand wacht op mijn verhaal, gaat het beoordelen. Dat is zo motiverend. Ik doe het natuurlijk naast mijn werk dus heel snel gaat het niet, maar ik ga binnenkort een week vrij nemen zodat ik er helemaal in kan duiken.
maandag 14 februari 2011
’n Week vrij. Eén dag heb ik besteed aan het opruimen van het huis: als er overal rommel ligt, kan ik niet schrijven. Daarna ga ik demonstratief met mijn rug naar mijn gewone werkbureau zitten, aan de speciale tafel die ik zelf heb geverfd, waar ik tegen een mooie blauwe muur aan kijk en verder niets zie. Ik kan naar buiten kijken, maar kan het ook níét doen. Rond vier uur steek ik kaarsjes aan en drink ik een glaasje port. Dat helpt. Het is heel stil.
Ik kruip door de tekst die er al staat, staar naar de muur. Ik moet onderhand wel helder krijgen wát die vrouw nu precies heeft gedaan. Vaak weet ik pas wat er gaat gebeuren als ik zit te typen… zou dat erg slecht zijn?
Ik maak een schema, trek lijnen. Dat voelt stoer, ziet er weloverwogen uit. Tussendoor pas ik dat wel aan aan hoe het verhaal echt loopt. Na deze week stuur ik weer wat op ter beoordeling.
woensdag 10 augustus 2011
Er gaan dingen goed, andere kunnen beter, hoor ik van de mensen van de uitgeverij. Ik snap wat ze bedoelen. En ze zeggen niet dat ik de helft van mijn tekst moet weggooien, daar ben ik heel blij mee.
Voor de zomer dacht ik dat mijn verhaal in 30.000 woorden wel verteld zou zijn, maar nu weet ik dat het nog lang niet af is. Mooi zo, want een beetje roman telt zo’n 80.000 woorden.
De hoofdpersoon wordt aardig helder, de andere vijf personen moet ik nog beter uitwerken. De redacteur van de uitgeverij ziet ze nog niet voor zich, zegt ze. Ik eigenlijk ook niet. Nu ga ik me stuk voor stuk in hen inleven, hun boeiende levens geven.
woensdag 14 december 2011
Boeken over vrouwen met trauma’s zijn niet origineel. Verhalen over ingesneeuwde mensen ook niet. Alle schrijvers hebben over liefde, lijden en dood geschreven – op een originelere manier dan ik ooit zal kunnen. Dit zijn fnuikende gedachten.
vrijdag 18 mei 2012
Het is verbijsterend om zo’n tekst te zien groeien. Eerst was er niks, toen waren er twintig A4’tjes, nu lopen er in dit verhaal mensen rond die ik voor me zie.
Het wordt echt een wérkje.
Soms schrap ik hele stukken en eindig ik met minder woorden dan waarmee ik de dag begon. Dan ga ik de dag erna extra hard schrijven. Een paar weken lang probeer ik 1000 woorden per dag te schrijven.
Binnenkort stuur ik 55.000 woorden op. Af en toe zet ik de regelafstand op anderhalf en kies ik voor A5-pagina’s. Dan is het opeens een boek, qua dikte.
maandag 13 augustus 2012
Huisje gehuurd in the middle of nowhere, daar een week geschreven, en thuis nog een week, plus na de vakantie nog wat avonden. Straks gaan er 70.000 woorden de mailbox uit, naar kritische redacteuren toe.
Alles doet zeer. Schouder, nek, rug. Hoofd leeg. Maar het verhaal is af. Wat ik tot nu toe kan, zit erin. Ik heb geen idee meer of het goed is, ik zit er te dicht bovenop.
vrijdag 17 augustus
Ik kijk twintig keer per dag in de mailbox. Alsof ze niet kunnen wachten daarginds en onmiddellijk mijn verhaal gaan lezen, haha.
dinsdag 2 oktober 2012
De wereld is ingestort. Mijn eigen kleine wereld, dus.
Het verhaal is nog lang niet goed genoeg, lees ik. Er is iets mis met de perspectieven, het genre en zelfs de stijl. Dat boek van mij blijkt raar en verwarrend.
Waar moet ik beginnen?
Ik denk aan de fragmenten die ik aan die vlammend geverfde tafel heb geschreven, met een glaasje port, en aan de stukken die ik in het vakantiehuisje maakte. Van elk gedeelte weet ik waar ik het schreef, ik weet zelfs nog hoe het toen rook – naar geurkaarsen, of naar schone was, of naar warme zomerlucht. Al die uren… Gewoon, niet goed genoeg.
(…)
maandag 14 januari 2013
Hier in huis staat een kast waar ik de laatste maanden met een boog omheen loop. Het is dat kamers niet te verbannen zijn, anders was het kamertje waarin die kast zich bevindt met kast en al tijdelijk verbannen geweest uit het huis. Naar een ijzig oord, waar het vriest, waar de sneeuw mooi afsteekt tegen de blauwe muren. Want mooi blauw zijn ze nog steeds, de muren in dat kamertje waar ik amper nog kom.
M’n manuscript ligt daar.
Morgen gaat die kast open. Opgeven is slap. Doorgaan is stoer.