Zeeuwse kinderen krijgen les over de watersnoodramp
NIEUWERKERK – „„Help!” riep ze, maar we konden niets voor haar doen. Ze is vast verdronken.” D. van Klinken-Kik (89), overlevende van de watersnoodramp, vertelde gistermiddag haar verhaal aan kinderen van de School met de Bijbel in Nieuwerkerk. Muisstil luisterden de leerlingen. Velen van hen hebben familieleden die de ramp meemaakten.
Rustig zit Van Klinken te wachten tot de kinderen de gymzaal van de Zeeuwse school binnenkomen. „Een beetje spannend vind ik het wel. Ik ben maar een oud mens, gewoon een huis-tuin-en-keukenpietje”, zegt ze glimlachend. Ze vertelt de kinderen over de watersnoodramp, waarbij zestig jaar geleden een groot deel van de provincie Zeeland, West-Brabant en de Zuid-Hollandse eilanden overstroomde en zeker 1800 mensen verdronken. „Zo’n ramp maakt een grote inbreuk op het dagelijks leven. We zijn kwetsbare mensen. Daar moet je altijd rekening mee houden.”
Schooldirecteur J. van de Werken vindt het waardevol om aandacht aan de ramp te schenken. „De school verloor veertien leerlingen tijdens de ramp. Bijna alle kinderen kennen verhalen over de ramp van hun opa of oma. Ze zijn ervan onder de indruk. Het is belangrijk om de historie levend te houden.”
De kinderen van groep 4, 5 en 6 zoeken een plekje in de gymzaal en zijn zichtbaar benieuwd naar het verhaal van Van Klinken. „Het waaide hard, dus we dachten lekker te kunnen slapen”, begint ze. „Maar de luidende kerkklok wekte ons. De dijken bleken op doorbreken te staan. Ineens kwam het water aangestroomd. De voordeur klapte open en de stoelen gingen drijven. We gingen snel naar boven. Het water kwam tot aan de zoldertrap. Het was vreselijk, want we wisten niet wat ons overkwam. De hele zondag zaten we boven. Daarna volgde een lange, bange nacht. ’s Morgens haalden twee sterke kerels ons op met een vlot. Ze brachten ons naar de Kerkstraat. Die stond niet onder water.”
De kinderen luisteren muisstil. Als Van Klinken is uitverteld, gaan er veel vingers omhoog. „Is er familie van u omgekomen?” vraagt Rhodé. „Ja, een broer van mijn man en hun vier kinderen. Hun vijfde kindje lag in het ziekenhuis en overleefde het als enige”, antwoordt Van Klinken. „Hebt u mensen zien verdrinken?” vraagt Jesse. „We durfden bijna niet meer naar buiten te kijken. Op een gegeven moment zagen we een vrouw drijven met een kindje op haar buik. „Help!” riep ze. We konden niets doen. Ze is vast verdronken. Heel verdrietig.” Judith is benieuwd wanneer het water weer weg was. „Op 4 november 1953 waren de dijken weer dicht. Daarvoor waren sommige plaatsen wel droog, maar bij hoogwater liep alles weer onder.”
Kennen de kinderen mensen die de ramp meemaakten? „Mijn opa. Mijn oma. Mijn vader”, roepen ze door elkaar. Joyce ten Hove (9) vertelt dat ze verdrietig wordt als ze aan de ramp denkt. „Mijn oma is toen overleden. Het is zielig voor mijn opa dat hij haar niet meer heeft.” Fleur van Vliet (10) vult aan: „Het is verdrietig dat er mensen zijn gestorven.” Soms is ze bang dat er weer een ramp komt. „Als het water wild is, denk ik daar wel eens aan.” Lydia van Damme (10) herkent dat. „Als het springtij en volle maan is, vind ik dat soms eng.”
Uitgeverij De Banier presenteert deze middag het kinderboek ”Op een strobaal” van A. Vogelaar-van Amersfoort. De kinderen doen mee aan een quiz. De twee besten van elke klas krijgen een exemplaar van het boek, dat over de ramp gaat. Bij sommige vragen kijken kinderen weifelend achterom naar Van Klinken. Die knikt hun vriendelijk toe. Halverwege fluistert ze: „Er zitten moeilijke vragen bij.”
Matthias Hart (8) vond het mooi om naar het verhaal van Van Klinken te luisteren, zegt hij. „Het bijzonderst vond ik dat het water niet op de zolder kwam. Anders was het nog gevaarlijker geweest.”
www.digibron.nl/watersnood voor meer artikelen over de watersnood in Nieuwerkerk