IJs
In 1676 reed Claas Arisz. Caeskoper een twaalfstedentocht. Over ijs. Met drie andere inwoners van Koog aan de Zaan legde hij 320 kilometer af in 16,5 uur.
In zijn dagboek schreef Caeskoper: „19 december. Zwak windje. Over de Zaan ben ik in compag- nie met Meindert Arendsz, Jacob Blauw en Jacob Buur ‘s morgens om 4 uur in heldere maneschijn op de schaats uit-gereden (…). Naar Haarlem, van daar naar Amsterdam, van daar naar Weesp, naar Naarden, naar Muiden, over Pampus naar Monnikendam, naar Edam, door Purmerend tot Oudendijk, waar wij omstreeks 1 uur voor de eerste keer pleisterden.”
De 17e-eeuwse tocht wordt vermeld in ”Alles over ijs”, een boek dat vorige maand verscheen bij uitgeverij Marmer, in samenwerking met het KNMI, het Rijksmuseum, het Eerste Friese Schaatsmuseum en de KNSB. Glijden over het ijs, dat deden mensen eeuwen geleden al, zo valt te lezen in datzelfde hoofdstuk. In de eerste eeuwen na Christus bonden ze in Scandinavië –en in de rest van Europa– beenderen van runderen, herten of paarden onder schoenen of klompen.
Rond 1000 na Christus zou voor het eerst ijzer zijn gebruikt voor schaatsen. Om dat goed onder een schoen te kunnen binden, werd hout gebruikt; een „archetype” van zo’n schaats met houtjes, ijzer en riempjes werd gevonden in de 13e eeuw.
Schaatsen! Zodra het even vriest, raakt Nederland in een zekere staat van opwinding: komt er een Elfstedentocht? Vorig jaar ging de tocht der tochten op het nippertje niet door, en ook niet-schaatsers krijgen iets mee van de spanning. De laatste Elfstedentocht werd verreden op 4 januari 1997, dus het mag wel weer eens, zal de liefhebber denken. Het Wetterskip Fryslân heeft de gemalen in Friesland in ieder geval vast stilgelegd deze week. Alles voor het ijs.
Terwijl ze in het noorden hun best doen en het hele land hoopvol twittert en schaatsen koopt, kan iemand die voorlopig de houtkachel en huissokken verkiest vast lezen in ”Alles over ijs”. Dit „oer-Hollandse lees- en bladerboek over de Nederlandse winters” laat zien tot hoelang die liefde van Nederlanders voor ijs al teruggaat, waarom het zo spannend is of er hier ijs komt of niet, wat de kleine ijstijd nu was en hoe ijs een rol speelt in de beeldende kunst en literatuur. Ervaren schaatsers doen hun verhaal; hedendaagse en historische foto’s en prenten wisselen elkaar af.
Hoofdstuk 5 gaat over de Elfstedentocht, die in zijn honderdjarig bestaan vijftien keer is verreden. De barre tocht van 1963 komt natuurlijk aan bod: gisteren precies 50 jaar geleden, met 69 doorzetters die de eindstreep haalden. „Een martelgang: bevroren ogen met nog nauwelijks zicht, bevroren ledematen, en benen die nauwelijks meer kunnen.”
Dat jaar reden er ook auto’s over het IJsselmeer. Meedoen met zo’n autorally kostte 10 gulden; 5000 auto’s namen deel. De bestuurders reden langs steden als Medemblik, Workum en Stavoren. Op de Gouwzee, bij Marken, kon je parkeren. De winter van 1962-1963 was de koudste van de twintigste eeuw. In heel Europa vroor het dat het kraakte. In de Waddenzee groeiden ijsbergen. Binnen hielden kolenkachels de mensen warm.
Hoe ijs ontstaat en welke soorten er zijn, komt aan de orde in hoofdstuk 1, dat besluit met: „Eigenlijk hebben we, als we het met de rest van de wereld vergelijken, relatief weinig ijs en sneeuw. Toch kan het ook in ons land flink vriezen en hebben we, als het zo ver is, zoveel water en slootjes om op te zwieren dat Nederland met recht een oer-schaatsland mag heten.”
Schilders en schrijvers krijgen geen genoeg van dit oerfenomeen: rond 1608 schilderde Hendrick Avercamp zijn ”Winterlandschap met schaatsers”, Ruurd Wiersma (1904-1980) maakte een kunstwerk (van het naïeve genre) dat ”Elfstedentocht” heet, en daar zit dan nog allerlei moois tussenin.
Maar schrijvers konden er ook wat van. Neem dit gedicht van Herman de Coninck (1944-1997):
Winter
Winter. Je ziet weer de bomen
door het bos, en dit licht
is geen licht maar inzicht:
er is niets nieuws
zonder de zon.
En toch is ook de nacht niet
Uitzichtloos, zo lang er sneeuw ligt
Is het nooit volledig duister, nee,
Er is de klaarte van een soort geloof
Dat het nooit helemaal donker wordt.
Zo lang er sneeuw is, is er hoop.
”Alles is ijs”, Baukje Brugman, Fred Geers en Jolien Langejan; uitg. Marmer, Baarn, 2012; 200 blz.; € 24,95;
Veilig zwieren
IJs is fantastisch, maar ook gevaarlijk. Nederlanders mogen dan een schaatsvolk zijn, hun kennis van natuurijs blijkt beperkt. De gids ”Wegwijs op natuurijs” gaat over veiligheid.
„Ondanks waarschuwingen van KNSB en KNMI zijn er in de afgelopen jaren op het ijs veel ongelukken gebeurd, soms zelfs met een dodelijke afloop”, stelt uitgeverij Marmer, die ook ”Alles over ijs” heeft uitgegeven (zie boven). ”Wegwijs op natuurijs” is bondiger en praktischer. Niks lekker lezen bij de open haard, dit boekje is bedoeld voor mensen die niet kunnen wachten om het ijs op te gaan. Al zit ook hier een historisch hoofdstuk in. De structuur van deze uitgave is prettig en helder.
Betrouwbaar ijs
De auteurs gaan uitgebreid in op de vraag wanneer ijs veilig is. Doorgaans is 7 à 8 centimeter ijs voldoende om eroverheen te kunnen zwieren. Maar dan nog is het uitkijken voor dunnere plekken. Bij riet, onder bomen en bruggen is het opletten geblazen. Prikstok mee!
Toertochten van de KNSB (Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijders Bond) worden pas georganiseerd als er over het hele traject een ijsvloer ligt van ten minste 12 centimeter. Voor marathonwedstrijden op natuurijs geldt een minimale dikte van 14 centimeter. De Elfstedentocht kan pas doorgaan als er minimaal 15 centimeter ijs ligt.
Soorten ijs
Zwart ijs is ijs dat gedurende opeenvolgende windstille nachten ontstaat. De structuur zorgt voor de beste kwaliteit; het ijs is hard en helder. Vaak is het mogelijk de bron van een ven of meer te zien.
Dubbeltjesijs is te vinden in veengebieden, sloten en op ondergelopen land. In dat ijs zijn belletjes te zien, ter grootte van een dubbeltje, veroorzaakt door het zuurstof dat waterplanten leveren zodra de zon op het ijs schijnt. In combinatie met sneeuwijs is het opletten; dan kunnen er zwakke plekken ontstaan.
Sneeuwijs ontstaat als langdurige sneeuwval wordt gevolgd door vorst. Het is grijs van kleur. De sneeuw die zich met water vermengt, zorgt voor minder sterk ijs. Bij dooi is het broos, kraakt het niet en zak je er snel doorheen.
Bomijs –of hol ijs– zweeft. Het water is onder het bevroren oppervlak vandaan gelopen. „Soms kan het nog geen vogeltje houden.” Het ijs is wit omdat de onderzijde bedekt is met bevroren condens. Vaak te zien in greppels.
Fondantijs is natuurijs met een poreuze bovenkant. De poreusheid komt er wanneer ineens de dooi invalt en de temperatuur flink oploopt. „Elk luchtbelletje wordt een broeikasje, waardoor her en der wakjes ontstaan.” Dit ijs kraakt niet en breekt zonder waarschuwing.
Behalve deze soorten ijs bestaan er kwalsterijs, grondijs, landijs, sandwichijs, schotsenijs, paardenijs, getransplanteerd ijs en zee-ijs. En warmevoetenijs: ribbelig ijs waarbij schaatsen over kleine hobbeltjes ‘denderen’, wat voor een goede doorbloeding van de voeten zorgt. De Zweden noemen dit ”kneckebrödis”.
Tips
Ga nooit alleen schaatsen, dat is een van de twintig gouden regels die in het boekje worden genoemd. Andere zijn bijvoorbeeld: neem touw, een ijspriem, ijsstok en een fluitje mee, plus een EHBO-set en een mobieltje; zet iets op je hoofd, zorg dat je voor het donker thuis bent.
www.knmi.nl/waarschuwingen_en_>>verwachtingen/extra/pluimijsaangroei.html voor de verwachte ijsdikte. www.bit.ly/10bhKuh voor een test van schaatsjournalist Fred Geers of het ijs dik genoeg is.
www.natuurijswijzer.nl voor nieuws en weetjes over ijs.
”Wegwijs op natuurijs. Veilig schaatsen in Nederland”, Huub Snoep en Fred Geers; uitg. Marmer, Baarn, 2012; 224 blz.; € 12,50.