Achttien jaar is Jonathan als hij van huis wegloopt en in Rotterdam werk op een schip zoekt. Hij keert zich af van zijn ouders, die hem bij de Bijbel willen opvoeden. Op het schip moet hij stevig werken, maar vindt hij ook een vaderlijke kapitein. De tocht gaat onder andere naar Thessaloniki en gaandeweg leert Jonathan –en de lezer– heel wat over het leven aan boord. Van een ruig zeemansleven is bij Jonathan geen sprake. Toch voelt hij zich niet gelukkig. Na verschillende gebeurtenissen belijdt hij God zijn schuld en komt na twee jaar weer bij zijn ouders thuis. Een verhaal met een duidelijk verlorenzoonthema waarin we over de leiding van de Heere lezen. Het was mooi geweest als daarbij ook de Naam van de Heere Jezus was genoemd. Het verhaal is echt gebeurd, maar door het wat gedragen taalgebruik komt het soms niet zo levensecht over.