Spotlight: dappere ridders en vrome vrouwen
Wat kun je beter lezen, waargebeurde en stichtelijke levensbeschrijvingen of verzonnen verhalen? Die vraag –en de discussie eromheen– is al zo oud als de literatuurgeschiedenis zelf.
Aan het begin van de veertiende eeuw is ergens in de Lage Landen een groepje schrijvers bezig om tientallen verhalen om te werken tot één groot boek. Koning Artur wordt de hoofdpersoon, en om hem heen cirkelt een hele kring van allerlei andere dappere ridders, zoals Walewein, Lancelot, Perceval.
Die ridders moeten avonturen beleven – liefst niet te gewoontjes. IJselijke tweegevechten waarbij helmen en zwaarden en lichaamsdelen in het rond vliegen, jonkvrouwen die aan hun haren in een boom hangen en gered moeten worden, maar ook betoverde kastelen, boze feeën, gevaarlijke reuzen en draken, pratende dieren, toverdranken en noem maar op.
De schrijvers moeten er genoegen in gehad hebben om dat allemaal op perkament te zetten, maar toch geen onverdeeld genoegen. Een van hen voelt ambivalentie: mag hij, als geestelijke, zijn tijd wel besteden aan het schrijven van ridderromans? Eigenlijk kán dat helemaal niet, erkent hij, eigenlijk is hij met de verkeerde dingen bezig. Gezien de zondigheid van de wereld en de ellende van het menselijk bestaan zou hij zich om heel andere zaken moeten bekommeren.
Het is een dilemma dat de eeuwen door in de hoofden van volksopvoeders, geestelijken, moralisten, predikanten en onderwijzers heeft geleefd. Al in de middeleeuwen wordt de waterscheiding aangebracht tussen de waarheid van het geschiedverhaal en de verbeelding van de roman. Historie wordt altijd gepresenteerd als beter en oprechter dan fictie – maar de verzonnen verhalen hebben wél succes, en beïnvloeden niet minder dan geschiedwerken de moraal en de emoties van het publiek.
De twee boeken die hier aan de orde zijn, horen zodoende thuis in twee verschillende werelden. ”De ridders van de ronde tafel” vertelt de middeleeuwse verhalen over de ridders van koning Artur voor een hedendaags publiek, in een prachtige vertaling van Ingrid Biesheuvel. Het grote achterdoek van deze verhalen –de geschiedenis van koning Arturs opkomst, heerschappij en ondergang– komt daarbij overigens niet aan bod. Het gaat in deze bundel om zeven afzonderlijk te lezen romans: over de beroemde Lancelot en Walewein, maar bijvoorbeeld ook over Ferguut, de boerenzoon die ridder worden wil, en Moriaen, de zwarte ridder.
Totaal andersoortige verhalen biedt het boek ”De Levens der Maechden”. De oorspronkelijke, zeventiende-eeuwse tekst van deze korte biografieën werd geschreven door de rooms-katholieke regentendochter Tryn Jans Oly. Zij legde in de loop van haar leven een verzameling levensbeschrijvingen aan van leden van de Haarlemse kloppengemeenschap waarvan zij de geestelijke moeder was. Allemaal waargebeurd, en bedoeld om de lezer te stichten.
Maar dit boek heeft méér te bieden dan oude Nederlandse teksten op cd-rom. In de hoofdtekst vertelt Joke Spaans het fascinerende verhaal van de Haarlemse kloppen – vrouwen die destijds in de noordelijke Nederlanden niet in een klooster konden gaan, maar wél een leven wilden leiden dat het kloosterleven zo dicht mogelijk benaderde. De vragen van de hedendaagse geschiedschrijving staan daarbij centraal: hoe zit het met de beeld- en identiteitsvorming van de kloppen, welke netwerken worden hier zichtbaar, en wat zeggen de verhalen over vroomheidsbeleving in deze periode?
In beide boeken –enerzijds over Arturs ridders, anderzijds over de Haarlemse kloppen– wordt iets zichtbaar van de overlevingskansen en de doorwerking van oude verhalen. De vrome levensbeschrijvingen van Tryn Jans Oly zijn vandaag vooral interessant vanwege de historische inzichten die ze verschaffen. Hoe dachten de mensen toen en daar, en hoe kunnen wij toegang krijgen tot dat vreemde land waar alles anders toegaat dan we het zelf gewend zijn? Daarbij hoort een nauwgezette weergave en een uitvoerige analyse van de teksten, gericht op een publiek van vooral historici en historisch geïnteresseerde leken.
Geen uitgever zal het in zijn hoofd halen om deze verhalen te gaan overzetten in modern Nederlands en aan te bieden voor een breder publiek. De rooms-katholieke spiritualiteit die hier aan de orde is, vindt té weinig weerklank bij hedendaagse lezers. Hetzelfde geldt trouwens voor de protestantse verhalen van vromen en martelaars uit de zeventiende eeuw. Bijna niemand die zulke lectuur nog tot zich neemt.
Maar met de verhalen van koning Artur is het een heel andere kwestie. Die worden wél vertaald, en ze zijn nog altijd als spannende verhalen genietbaar. Dat komt doordat de Arturstof tot op de dag van vandaag herleeft in steeds weer nieuwe romans, films, strips en kinderboeken, door de kwaliteit van de teksten, en het feit dat literatuur –gericht op verbeelding en emotie– makkelijker de kloof van de tijd overbrugt dan non-fictie.
Toch is er ook één belangrijk punt van overeenkomst tussen de Arturverhalen en de vrouwenlevens. Zonder onderscheid zijn deze teksten gericht op het vormen van de lezer aan de hand van voorbeeldfiguren. In het ene geval zijn dat dappere ridders, in het andere geval vrome vrouwen.
De vraag is intussen wél of moderne lezers nog iets kunnen met de beschreven moraal. Het valt te verwachten dat de moed, trouw, zelfopoffering, vergevingsgezindheid en hoofse liefde van de ridders meer tot de verbeelding spreekt dan, bijvoorbeeld, het verhaal van de intelligente en begaafde Angniesie Philips, die moet leren om zich niet op eigen inzicht te beroemen door de meest onzinnige voorschriften van haar biechtvader in gehoorzaamheid te volgen.
Maar misschien heeft ook de riddermoraal zijn tijd gehad, en blijven vandaag slechts de idealen van vrijheid en gelijkheid over. Precies daarom herbergt het verleden zulke kostbare verhalen voor mensen van nu.
”De ridders van de ronde tafel. Arturverhalen uit de Lage Landen”, Ingrid Biesheuvel; uitg. Athenaeum, Amsterdam, 2012; ISBN 978 90 253 6991 0; 768 blz.; € 39,95. ”De Levens der Maechden. Het verhaal van een religieuze vrouwengemeenschap in de eerste helft van de zeventiende eeuw”, Joke Spaans; uitg. Verloren, Hilversum, 2012; ISBN 978 90 8704 289 9; 168 blz.; € 19.