Commentaar: Fouten wel aanpakken, maar niet altijd in het openbaar
Eigenlijk baren ze nauwelijks meer opzien. Berichten over bestuurders die gemalverseerd hebben; nieuws over artsen die knoeien; processen tegen advocaten en notarissen die een loopje hebben genomen met de regels; discussies over bankiers die zichzelf verrijken en aanklachten tegen geestelijken die hun handen niet thuis konden houden. Al dat nieuws roept geregeld de idee op van een eindeloze aaneenrijging van bewuste fouten en onbetrouwbaar gedrag. Soms vraagt men zich af: Kan het nog erger?
Dat mensen op hoge posten en met een wit boord niet onfeilbaar zijn, weten we al eeuwen. In ieder geval heeft de Reformatie geleerd dat er geen mens foutloos is. Terzijde, iedere ambtsdrager na Luther en Calvijn die denkt dat wel te zijn, is niet bepaald reformatorisch. Elk mens, ook die is gestoken in ambtskledij of een wit boord draagt, is geneigd tot alle kwaad. Daarom is verbazing over misstappen van ‘toppers’ misplaatst. Alle eeuwen door zijn er incidenten geweest; gevallen waarin er sprake was van laakbaar gedrag, van grove nalatigheid, slordigheid en fouten.
De huidige situatie onderscheidt zich echter door een drietal dingen. In de eerste plaats is opvallend dat het aantal incidenten zo groot is geworden. Vrijwel dagelijks maken de media melding van nieuwe gevallen. Incidenten verenigen zich, mede door de media-aandacht, tot een trend.
Het tweede is dat veel wetovertreders en knoeiers zich nauwelijks lijken te schamen voor hun wangedrag. Drie voorbeelden: neuroloog Jansen Steur gaat zonder enig gevoel van gêne door, ondanks de verdenking van ondeskundig diagnosticeren en behandelen van kwetsbare mensen. Lukt het hem in het ene ziekenhuis niet, dan zoekt hij een ander. Wethouder en senator Van Rey, tegen wie allerlei verdenkingen zijn geuit, lijkt daar nauwelijks mee te zitten. De roemruchte advocaat Bram Moszkowicz verdedigt met ongekende schaamteloosheid zijn excessieve declaraties.
Deze voorbeelden zijn met meerdere uit te breiden. Mensen tegen wie van alles wordt ingebracht, lijken niet bereid om wat in de luwte te gaan staan, laat staan dat ze schuld belijden. Men kan zich afvragen of deze dragers van autoriteit zich bewust zijn van de schadelijke effecten van hun gedrag voor hun eigen imago en voor de samenleving. Hoe kunnen de eenvoudigen des volks nog respect opbrengen voor mensen die zich zo gedragen? En welk beeld schept dat van mensen op hoge posities?
Derde is dat er vandaag de dag ook een soort graagte lijkt te bestaan om alles boven tafel te krijgen wat maar enigszins mis lijkt te zijn. De (sociale) media spelen daarin een belangrijke rol. Natuurlijk is het nodig dat misstanden gesignaleerd en aangepakt worden. Maar hoe doet men dat?
Transparantie is goed en de mantel der liefde is er niet voor om werkelijk ontoelaatbaar gedrag weg te moffelen. Maar tegelijk kent de Bijbel de regel dat kwaad dat slechts bij twee of drie bekend is, ook in de beslotenheid wordt aangepakt. Niet om het daarmee te bagatelliseren, maar vooral om de kwaaddoener weer op het goede pad te krijgen en geen schade te doen aan de gemeenschap. De ruimte voor die aanpak neemt af.