Westen zit met rol van al-Qaida in Syrië
VN-gezant Lakhdar Brahimi startte de afgelopen kerstdagen een diplomatiek charmeoffensief met de bedoeling de impasse rond de Syrische burgeroorlog te doorbreken. Er zijn aanwijzingen dat zijn reis het resultaat was van geheime onderhandelingen tussen Rusland en Amerika.
Brahimi reisde eerst naar de Syrische hoofdstad Damascus, waar hij naar verluidt vijf dagen doorbracht. Hij sprak daar met de Syrische president Bashar al-Assad, om vervolgens door te reizen naar Moskou. De altijd goed geïnformeerde Libanese krant al-Safir onthulde details over de voorstellen en oplossingen die Brahimi in Damascus aanbood en die blijkbaar de goedkeuring wegdroegen van zowel Moskou als Washington.
Brahimi had de Syrische president voorgesteld om een overgangsregering te vormen waarin alle partijen in het conflict waren vertegenwoordigd. Die regering zou uitgebreide bevoegdheden krijgen, met als belangrijkste taak het voorbereiden van nieuwe parlementaire verkiezingen.
De Syrische president verklaarde zich hiermee akkoord, maar twee andere voorstellen van Brahimi werden door Assad onmiddellijk verworpen. Het allereerste voorstel betrof de datum van de presidentiële verkiezingen, die in Syrië gepland staan voor 2014. Brahimi had voorgesteld deze te vervroegen naar 2013, met de nadrukkelijke bepaling dat Assad zich niet verkiesbaar zou stellen.
De Syrische president liet echter weten dat er kon worden gediscussieerd over de datum, maar dat hij zich wel degelijk kandidaat zou stellen.
Het tweede voorstel dat geen vruchtbare bodem vond in Damascus betrof de herstructurering van het Syrische leger en de veiligheidsdiensten, die de ruggengraat vormen van het huidige regime. Het was feitelijk een impliciete erkenning van de internationale gemeenschap dat deze ruggengraat ongebroken is. Hier en daar waren de veiligheidsdiensten en de krijgsmacht aangevuld met nieuwe benoemingen uit kringen die loyaal zijn aan het Syrische regime. Het nettoresultaat is dat zowel het Syrische leger als de veiligheidsdiensten een grotere innerlijke cohesie lijken te vertonen dan in maart 2011, toen de crisis in Syrië begon.
Opties
Dit lijkt de analyses van realisten te onderbouwen die stellen dat geen van beide zijden –noch de gewapende oppositie noch het regime– in staat is om in militair opzicht een beslissende overwinning te behalen. Deze constatering laat slechts ruimte voor drie opties.
De eerste optie betreft een directe militaire interventie van de NAVO, zoals eerder in Libië. Een dergelijk scenario zal waarschijnlijk de krachtsverhoudingen in Syrië op beslissende manier wijzigen ten gunste van de gewapende oppositie.
De waarheid is echter dat een dergelijke NAVO-interventie steeds onwaarschijnlijker wordt, tot groot verdriet van vooral Turkije. Sinds november werd vooral de psychologische oorlogvoering rond Syrië steeds verder opgevoerd. Westerse hoofdsteden begonnen te waarschuwen voor de mogelijkheid dat een tot wanhoop gedreven regime in Damascus zijn toevlucht zou nemen tot chemische en biologische wapens. Daarmee zou „een rode lijn” worden overschreden.
Bekend is dat Syrië de grootste voorraad chemische en biologische wapens bezit van het Midden-Oosten omdat Damascus dit altijd als een afschrikkingsmiddel zag tegen het Israëlische nucleaire potentieel. In november werden er op satellietfoto’s bewegingen waargenomen rond de locaties waar Syrië deze wapens had opgeslagen. Volgens Moskou was dit alleen maar omdat de Syrische staat zijn chemische en biologische wapens naar veiligere plekken had vervoerd.
De internationale hoogspanning over het Syrische arsenaal van chemische en biologische wapens illustreerde echter wel het hachelijke wespennest waarin men was terechtgekomen. Want wie tussen de regels door las, merkte dat de westerse bezorgdheid vooral de mogelijkheid betrof dat deze wapens „in verkeerde handen” terecht zouden kunnen komen. Hiermee bedoelde men allerlei radicale groeperingen die steeds nadrukkelijker het gezicht van de Syrische oppositie bepalen. Die worden met stilzwijgende westerse instemming bewapend en gefinancierd door de Arabische Golfstaten.
In Arabische kranten begonnen berichten te circuleren dat westerse mogendheden bezig waren in buurlanden van Syrië gewapende milities te trainen in het omgaan met deze wapens van massavernietiging indien het regime in Damascus ten val zou worden gebracht. De vraag lijkt echter gerechtvaardigd hoe betrouwbaar deze milities zijn en wat er bekend is over de achtergrond en ideologie van hun leden.
Agenda
In de nasleep van de oorlog tegen de Libische president Gaddafi werd duidelijk dat het Westen rebellen alleen op goed vertrouwen had bewapend, zonder na te gaan of deze wel de democratische agenda delen. Vooral de hele gang van zaken rondom de beruchte Jabhat al-Nusra maant tot voorzichtigheid.
Jabhat al-Nusra is een aan al-Qaida gelieerde terreurorganisatie, die volgens westerse inlichtingendiensten momenteel met zo’n 10.000 strijders aanwezig is op Syrische bodem. De beweging is zeer goed bewapend en haar leden zijn uiterst gedisciplineerd. Dat maakt Jabhat al-Nusra tot de effectievste groepering in Syrië, die verantwoordelijk is voor talloze zelfmoordaanslagen.
Aan de vooravond van de recentste bijeenkomst van de zogeheten Vrienden van Syrië in het Marokkaanse Marrakesh maakten de Verenigde Staten bekend Jabhat al-Nusra op de zwarte lijst van terroristische organisaties te hebben geplaatst. Dat was een duidelijke poging om binnen de Syrische oppositie het kaf van het koren te scheiden.
Deze beslissing veroorzaakte echter binnen de voltallige Syrische (buitenlandse) oppositie een lawine aan verontwaardigde reacties. De Syrische moslimbroeders lieten weten het besluit af te keuren. Mo’az al-Khatib vroeg de Verenigde Staten namens de nieuwe Syrische Nationale Alliantie de onvervangbare rol van Jabhat al-Nusra te erkennen in de gezamenlijke strijd tegen het regime in Damascus. Anders geformuleerd betekent dit dat de gematigde elementen in het Syrische verzet van het Westen eisen de rol van al-Qaida in Syrië te erkennen.
Dit heeft het westerse onbehagen over de gehele gang van zaken in Syrië slechts vergroot. Sergei Lavrov, de Russische minister van Buitenlandse Zaken, bekritiseerde het Westen dat in zijn opinie „begonnen was onderscheid te maken tussen slechte en bruikbare terroristen.”
Prelude
De Verenigde Staten hadden in dezelfde periode een aantal oorlogsschepen (waaronder de USS Eisenhower) samengetrokken in de internationale wateren voor de Syrische kust. Dit werd alom in het Midden-Oosten gezien als een prelude op een ophanden zijnde militaire NAVO-interventie in Syrië. Tegelijk begon Rusland vanaf 15 november nadrukkelijk zijn oorlogsvloot op te bouwen in de Syrische havenplaats Tartus.
Daardoor ontstond bijna onopvallend een uiterst grimmige sfeer in het oostelijk gedeelte van de Middellandse Zee. Moskou motiveerde deze gang van zaken met de bewering dat er voorbereidingen werden getroffen om eventueel Russische burgers uit Syrië te evacueren. Maar beelden uit Tartus lieten een onverklaarbaar groot aantal mariniers zien dat deze Russische oorlogsschepen bevolkte.
Tot grote ontsteltenis van vooral Turkije verlieten begin december de Amerikaanse oorlogsschepen vervolgens de Middellandse Zee weer, zonder dat hieraan veel ruchtbaarheid werd gegeven. De verklaring hiervoor werd gezocht in een duidelijk Russisch signaal. President Poetin liet weten „bereid te zijn Syrië te verdedigen, desnoods tot in de straten van Moskou zelf.”
Andere Midden-Oostenanalisten wezen er echter op dat het vertrek van de Amerikaanse oorlogsschepen plaatsvond enkele dagen ná de bijeenkomst in Marrakesh. Daar waren de Verenigde Staten omwille van hun besluit met betrekking tot de Jabhat al-Nusrabeweging zwaar onder vuur komen liggen van de Syrische oppositie.
Algemeen leeft de overtuiging dat een militaire NAVO-interventie in Syrië niet denkbaar is zonder het leiderschap van de Verenigde Staten. De VS lijken echter een indirecte operatie te prefereren in de vorm van het steunen en bewapenen van de Syrische oppositie. De ”optie Libië” is daarmee onwaarschijnlijk geworden.
Dat brengt ons bij de tweede optie, die bestaat uit de voortzetting van de huidige strijd in Syrië. Maar in toenemende mate lijkt ook dat geen alternatief. Na 22 maanden van geweld zinkt Syrië steeds verder weg in een bloedige chaos, waarbij de gehele infrastructuur van het land wordt vernietigd.
De speciale VN-gezant Brahimi liet op 29 december in Moskou weten dat een continuering van de Syrische burgeroorlog zelfs bij de voorzichtigste schattingen tot zeker 100.000 nieuwe doden in het jaar 2013 zal leiden. De morele vraag is natuurlijk of de internationale gemeenschap zich kan beperken tot louter de rol van passieve toeschouwer. Bovendien neemt de oorlog in Syrië steeds meer sektarische vormen aan, wat de kansen vergroot dat deze strijd overslaat naar de buurlanden.
Illusie
Een bijkomende ontwikkeling betreft de aanwezigheid van milities die aan al-Qaida zijn verbonden. Eerdere ervaringen in landen als Jemen en Pakistan leren dat het een illusie is om te denken dat men met dit soort bewegingen kan samenwerken. De voormalige Jemenitische president Salih dacht al-Qaida te kunnen gebruiken om een afscheidingsbeweging in het zuiden van Jemen te onderdrukken. Maar dat had tot gevolg dat al-Qaida grote delen van zuidelijk Jemen onder zijn controle kreeg.
De Pakistaanse veiligheidsdienst ISI was betrokken bij de oprichting van de taliban, die nu echter Pakistan zelf bedreigt. De eis van de Syrische oppositie om de rol van al-Qaida in Syrië te erkennen zal daarom wellicht desastreuze gevolgen hebben voor Syrië zelf, de onmiddellijke regio en uiteindelijk ook de veiligheid van Europa.
Onderhandelingen
Lakhdar Brahimi maakte daarom na zijn kerstoffensief duidelijk dat alleen de derde optie nog werkbaar is, namelijk politieke onderhandelingen. Volgens hem was dat de enige mogelijkheid om nog iets van de Syrische staat en zijn instituties te redden. Tijdens zijn persconferentie in Moskou maakte hij onverbloemd duidelijk dat de enige nog overgebleven opties in Syrië „ofwel een politieke dialoog óf de hel” zijn.
De voltallige Syrische oppositie liet echter onmiddellijk weten iedere dialoog met het regime in Damascus volstrekt af te wijzen. Het is precies deze oppositie die onlangs in Marrakesh door het Westen werd erkend als de wettige vertegenwoordiger van het Syrische volk. Die erkenning was echter niet gebaseerd op opiniepeilingen in Syrië zelf.
Het wordt steeds duidelijker dat de internationale gemeenschap in Syrië de keuze heeft tussen het beëindigen van het bloedvergieten (wat onderhandelingen vereist met het huidige regime in Damascus) of het met alle mogelijke middelen proberen dit regime ten val te brengen (wat een langdurige en zeer bloedige burgeroorlog voorspelt). Wie voor het laatste kiest, vindt al-Qaida aan zijn zijde. Alleen al dit gegeven zou tot nadenken moeten stemmen.