Gezondheid

Ziekenhuis Zhitomir blij met apparatuur uit buitenland

Ziekenhuizen in het Oekraïense Zhitomir hebben hun apparatuur te danken aan Jan van Beest. Sinds 2000 staat hij de ziekenhuizen bij. „Ik had nooit gedacht dat ik hier zou belanden.”

Floris Akkerman
3 January 2013 07:23Gewijzigd op 15 November 2020 01:07
Jan van Beest in het laboratorium van het centrale kinderziekenhuis in het Oekraïense Zhitomir. De apparatuur komt uit het buitenland, het onderzoeksbed bijvoorbeeld is geschonken door het Ikazia Ziekenhuis in Rotterdam. Foto Floris Akkerman
Jan van Beest in het laboratorium van het centrale kinderziekenhuis in het Oekraïense Zhitomir. De apparatuur komt uit het buitenland, het onderzoeksbed bijvoorbeeld is geschonken door het Ikazia Ziekenhuis in Rotterdam. Foto Floris Akkerman

Alle deuren van het kinderziekenhuis in Zhitomir, 135 kilometer ten westen van de Oekraïense hoofdstad Kiev, gaan voor hem open. Letterlijk. „Voor een excursie”, zegt Jan van Beest tegen een verpleegster als hij uitlegt waarom hij de sleutels van de deur naar het trappenhuis nodig heeft. Hij toont de operatiekamer met een Nederlands bed. In het laboratorium staat een stoel uit Nederland en Duitse apparatuur. De kinderarts heeft een kast uit Nederland.

De 38-jarige Van Beest, missionair diaconaal werker van de Christelijke Gereformeerde Kerken, is een begrip in het centrale stadsziekenhuis voor kinderen. Elke verpleegster begroet hem met een glimlach. Sinds twaalf jaar levert Van Beest ziekenhuis­apparatuur uit Nederland. Daarnaast bemiddelt hij bij de komst van spullen vanuit andere landen, houdt hij zich bezig met de financiering ervan en repareert hij de apparatuur. Met succes. „De Wereld­gezondheidsorganisatie heeft een lijst van vijftig apparaten die essentieel zijn voor een ziekenhuis. Toen ik hier kwam, voldeed het ziekenhuis aan een vijfde. Nu ligt dat op 40 procent”, zegt hij met gepaste trots op een bankje in de ziekenhuishal.

Geen steun overheid

Een moeilijke klus, want het ziekenhuis is op zichzelf aangewezen. Het hoeft niet te rekenen op steun van de autoriteiten. In de afgelopen twaalf jaar heeft Van Beest het één keer mee­gemaakt dat de overheid apparatuur leverde. Geld moet komen uit de gemeente­begroting, maar in dat potje zit niet veel, meent Van Beest. Rustig formuleert hij zijn zinnen. „De gemeentelijke begroting is afhankelijk van belastingen, maar die komen pas binnen als de plaatselijke economie goed draait. Dat is niet het geval in Zhitomir.”

Van Beest legt de oorzaak bij de Oekraïense politici. „De verantwoordelijkheid van de overheid schiet tekort. Politici hebben hun eigen prioriteiten en denken niet aan de lange termijn. Oekraïne heeft bijvoorbeeld staal, maar dat wordt vooral direct geëxporteerd. Daar kan het land zelf ook spullen van maken, maar dat gebeurt niet. Het zou goed zijn voor de werkgelegenheid in Oekraïne en de economie als dit wel het geval was. Dan kan het belastinggeld vanuit de gemeente naar de ziekenhuizen.”

Voor Zhitomir was de sluiting van de plaatselijke chemiefabriek een klap. Nu moet de stad met 270.000 inwoners het hebben van een ijsfabriek en kleine onder­nemers. Zhitomir ligt aan de weg tussen Kiev en Lviv. Met zijn grauwe flats is het meer een stad om snel doorheen te rijden dan om uit te stappen. Maar verbeterd is de situatie er wel, zegt Van Beest. De trots is het winkel­centrum met een bioscoop en winkels met westerse merken. Meisjes zwieren op hun kunstschaatsen over de ijsbaan.

Gastvrij

Van Beest laat het winkelcentrum zien. Een Oekraïense vriend heeft er een koffiebar. Pizza’s en broodjes liggen in de vitrine. Van Beest heeft zich de Oekraïense gastvrijheid eigen gemaakt: zorg dat je gast niets tekortkomt. „Je bent bij mijn gast. Ik betaal de lunch. Heb je genoeg aan één pizza? Wil je geen twee stukken? Of anders een broodje erbij? Wat te drinken?”

De gastvrijheid is het gevolg van twaalf jaar Oekraïne, zegt hij lachend. Maar de band van Van Beest met Zhitomir ontstond al eerder. Oekraïne had zich in 1991 losgerukt van het communisme en raakte daarna in verval. In 1994 zamelde Van Beest met de christelijke hulporganisatie Kom over en help, gericht op steun aan Oost-Europa, geld in voor een zomerkamp voor Oekraïense kinderen in Zhitomir en bezocht voor het eerst de stad. Twee jaar later ging het om levensmiddelen voor weeskinderen en in december van dat jaar was hij weer in Zhitomir. „Het was mijn kennismaking met de Oekraïense winter: 25 graden onder nul was het toen.”

In 1998 bezocht hij voor het eerst het centrale stadsziekenhuis voor kinderen. Zijn interesse kwam voort uit zijn beroep als medisch instrumentatietechnicus. Bij zijn bezoek kreeg Van Beest direct de vraag gesteld of hij er wilde komen werken. Na twee „snuffelstages” besloot hij in mei 2000 in Zhitomir aan de slag te gaan. „Ik had nooit gedacht dat ik hier zou belanden. Eerder in Afrika. Maar ik geloof dat God je leven leidt. Het was de bedoeling dat we deze weg in zouden slaan.” Van Beest trouwde in 1998 met Margreet (36), die zich destijds ook inzette voor de zomerkampen en hulptransporten.

Begaan met medemens

Van Beest groeide op met de instelling anderen te helpen. „Binnen mijn kerk en bij mijn ouders gingen er periodieken rond over hulp­projecten. Het christendom leert om begaan te zijn met de medemens. Om te proberen mensen de helpende hand te bieden die het minder hebben. Veel hulporganisaties hebben daarom een christelijke achtergrond. Het past ook binnen de christelijke bewustwording rond ongelijke welvaartsverdeling. Ter bezinning heb ik een jaar op de Evangelische Hogeschool gezeten. Daar hield een arts die kinderen in Cambodja hielp een lezing. Haar verhaal en fysieke aanwezigheid wakkerden bij mij het verlangen aan om anderen te helpen. Een radiodocumentaire over een Pools ziekenhuis waar de beademingsapparatuur niet meer volledig werkte, deed de rest.”

Het echtpaar Van Beest heeft in Zhitomir een eigen leven opgebouwd. Hun laagbouwwoning; is een zeldzaamheid in een stad vol flats. De fietsen staan op de veranda, naast de voordeur hangen klompen. Margreet van Beest zette in de stad Het Anker op, een afkickcentrum voor drugs- en alcoholverslaafden. Ook opende ze in het centrum van Zhito­mir een winkel met Oekraïense souvenirs. Haar man helpt naast het kinderziekenhuis inmiddels ook andere ziekenhuizen in Zhitomir.

In het winkelcentrum laat Van Beest doorschemeren dat het tijd is om af te bouwen. „Je kunt de kar niet altijd blijven trekken. Je moet het een keer loslaten. De mensen moeten het zelf doen.” Thuis, op de bank, gaan hij en zijn vrouw erop door. Margreet van Beest: „De bedoeling was dat we drie jaar zouden blijven.” Haar man: „Maar er komen steeds nieuwe dingen op ons pad. Het is jammer om wat je hebt opgebouwd achter te laten.” Margreet van Beest: „Maar het is in de eerste plaats het land van de Oekraïners zelf. Het zijn hun problemen en Zhitomir is hun stad. De Oekraïners moeten het zelf leren opknappen. Dat is het uitgangspunt van ontwikkelingshulp. Laat je mensen zelf hun verantwoordelijkheid nemen of niet?”

Diepe sporen

Jan van Beest verwijst naar het bekende beeld van mensen die honger lijden. „Geef je iemand een vis om te eten, of een hengel zodat hij zelf aan slag kan? Creëer je de omstandigheden waardoor mensen zichzelf kunnen redden?”

Hij vertaalt dit naar de situatie in Zhitomir. „Zeventig jaren Sovjet-Unie hebben diepe sporen achter­gelaten. Je moet mensen leren om verantwoordelijkheid te nemen. Dat zijn ze niet gewend en hebben ze vanuit hun communistische achtergrond niet meegekregen. Ze moeten hun blik verbreden. Dat ze het niet weten, kan zo zijn. Maar willen ze het wel weten? Zo moeten wij ook niet in één keer vertrekken, maar ons verblijf geleidelijk afbouwen. Je kunt de mensen niet aan hun lot over­laten.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer