Consument

Geklets bij de kapper gaat in ’t vergeetboek

Ze frunniken aan je, horen levensverhalen aan, verdragen desnoods gefoeter. Maar wat denken ze van je? Deel 1: de kapper.

28 December 2012 23:05Gewijzigd op 15 November 2020 01:03
Foto Fotolia
Foto Fotolia

Kappers krijgen geheimen te horen. In die stoel voor de grote, nietsverhullende spiegel, terwijl haren worden geknipt, gekruld of gekleurd, luchten mensen hun hart. Wat een kennis moeten kappers meedragen, wat een boeken moeten zij kunnen schrijven.

Yvonne Almazan-van der Luit (52) uit Strijen lacht. Ze werkt al 36 jaar bij dezelfde baas: Ad Pegels Coiffures in ’s-Gravendeel. „Ik hoor van alles”, zegt ze. „De een heeft het over z’n moeder, een ander over de kinderen; ik hoor verhalen over echtscheiding. Maar het gaat me ’t ene oor in en het andere uit. Behalve als iemand ernstig ziek is, dat blijft me wel bij.”

De hele dag praten onder het werk, dat vraagt bepaalde vaardig­heden. Tijdens haar opleiding leerde Almazan daar wat over. „Niet praten over anderen of roddelen, niet over godsdienst praten, niet over politiek, dat werd ons op het hart gedrukt. Bij maatschappijleer was dat een van de eerste lessen. Je bent daar niet om een discussie uit te lokken. Het moet gezellig zijn in de kapsalon.”

Almazan kwam op haar 16e bij Ad Pegels. In die tijd ging ze nog één of twee dagen in de week naar school. Toen ze kinderen kreeg, bleef ze één dag per week als kapster werken; op dit moment gaat het om één à twee dagen. Verder springt ze bij in de kapsalon van zorgcentrum De Hoge Weide aan De Grote Weel in Strijen.

„Vroeger hadden we meer vaste klanten, mensen die elke week kwamen om hun haar te laten watergolven bijvoorbeeld”, herinnert ze zich. „Die hadden een abonnement. Dan kwamen ze op zaterdag om halfdrie binnen en hadden we een gezellig onderonsje. Zo’n tien, vijftien jaar geleden gebeurde dat nog wel. We zetten hen dan onder de kap, en dan praatten ze niet zachtjes!” Ze lacht.

Enkele klanten hebben nog zo’n abonnement, maar dat zijn er niet veel meer, zegt Almazan. „Trouwe klanten hebben we nog altijd, maar er is wel veel veranderd in de branche. Eerder had een kapsalon haast het alleenrecht in een dorp. Dat is voorbij. Bij bejaardenhuizen worden kapsalons bijgebouwd. De afgelopen jaren zijn heel wat vakgenoten ambulant gaan werken; ze knippen mensen bijvoorbeeld thuis. Ik heb oud-collega’s die klanten uit de salon wegtrekken als ze voor zichzelf beginnen.” De vestigingspapieren, het middenstandsdiploma, het vakdiploma –vroeger vereist– zijn niet meer nodig; kapper is een vrij beroep. „Niet goed voor de salons”, concludeert Almazan. Ze klinkt nuchter; vleugjes humor kleuren haar observaties. „Hier in Strijen zitten zeven kappers. Alleen al in de Kerkstraat zijn er drie. Ze kunnen dat beter de Kapperstraat gaan noemen.”

Het geeft Almazan „veel voldoening” als iemand na anderhalf uur tevreden de deur uitgaat. „Al die verschillende mensen. Dat is leuk. Tsja, dat heb je ook als je in een winkel werkt, zou je kunnen zeggen. Maar hier heb je hen in je handen. Je wast hun haar. Mensen komen tot rust. Ze willen gewoon dat hun jas wordt aangepakt, dat ze naar de wasbak worden gebracht en dat ze verwend worden.”

Hier en daar zal echter ook wel eens een zeurpiet opduiken… Hoe enthousiast is ze dan nog? „Als je vindt dat mensen zeuren, moet je dit vak niet kiezen”, zegt Almazan vast­beraden. Voorzichtiger: „Oké. Ik beken dat ik het geen uitdaging vind om kleine kinderen te knippen. Het zijn allemaal prinsjes en prinsesjes tegenwoordig. Vroeger werden ze op een stoel gezet en geknipt. Nu vraagt een moeder aan haar zoontje: „Wil je nú geknipt worden of vanmiddag? En zullen we ”Jip en Janneke” lezen?” Dan zeg ik: „Ik knip intussen iemand anders.” Ik ga niet wachten tot het verhaaltje uit is.”

Volwassenen weten doorgaans goed wat ze voor kapsel willen. Soms te goed. „Dan komen ze aan met een plaatje van een mooie meid en zeggen ze: Zo wil ik mijn haar. Maar ze is wel twintig jaar jonger dan u, zeg ik gerust. En dat we in die richting kunnen werken, maar dat het resultaat nooit exact hetzelfde wordt.”

Als iemand met lang haar een heel ander, kort kapsel wil, probeert Almazan vooraf zo helder mogelijk te krijgen wat het precies moet worden, om te voorkomen dat het achter­af tegenvalt. Als het dan toch verkeerd uitvalt? Nuchter: „Eraf is eraf.” Haar eerste en grote tip voor mensen is: ga nooit naar een kapper terwijl je niet weet wat je wilt. „Pas op voor een impulsieve knipbeurt.”

Haar tweede tip: gebruik goede verzorgingsproducten. „Ik zie verschil. Haren worden er glanzender van, voelen beter aan. Vroeger waren haren droge bosjes stro. Verf was veel agressiever dan nu. De keus uit spullen die een goed resultaat geven, is behoorlijk groot geworden. Nee, dat zeg ik niet omdat ik kapper ben en omdat die artikelen omzet betekenen. Ik denk aan een vrouw die last had van heel haaruitval. Dat is echt minder geworden doordat ze capsules heeft gebruikt, van die ampullen die het haar voller maken.”

Eerder had je haarlak van Elnett, en dat was het ongeveer, lacht Almazan. „Nu zijn er vijf, zes verschillende soorten.” Ook wat stijlen betreft zag ze van alles voorbijkomen. De lokken die met een föhn naar buiten werden gekruld, de boblijn („die blijft altijd”), de stekels boven op het hoofd en de langere haren daaronder (het matje). „Twintig jaar geleden liepen mannen met al die krulletjes. Nu heeft 60 procent een kale kop. Permanent zie je haast niet meer, vrouwen willen hooguit wat ondersteuning in hun haar.”

Op dit moment is lang haar in de mode, vooral bij jonge meiden. „Rond hun 35e wordt het weer kort.” Zelf heeft ze het afwisselend „superkort” en lang gehad – en nu draagt Almazan het haar in een staartje. „Maar dat is niks voor een kapster”, knikt ze. „Zo makkelijk. Zo maak je geen reclame.” Ze maakt geen aanstalten om dat te veranderen, kijkt er tevreden bij.

Mensen op straat hoeven intussen niet bang te zijn dat Almazan hun haardos kritisch bekijkt. „Heel soms denk ik: Dat is een apart kapsel. Maar verder heb ik er een hekel aan als iemand in mijn vrije tijd vraagt: Hoe zit mijn haar? Hoe vind je de kleur, is hij niet te flets? Als ik vrij ben, ben ik vrij.”


Schrijvende kappers

Soms onthouden kappers verhalen wél. Zo verscheen in 2009 het boekje ”Confessions of a hairdresser” (”Bekentenissen van een kapper”), waarvan de ontluisterende ondertitel ”Geklets, geklets en nog meer geklets” is. De Amerikaanse kapster Robin Q-Daumit beschreef wat ze in de dertig jaar dat ze kapster was zoal hoorde.

Een ander voorbeeld is de weblog van Tammy Cooley uit de VS, uit 2010. Op de kappersblog beschrijft ze hoe ze een nieuwe klant in haar salon krijgt. Mijn haar is een zootje, vertelt de vrouw aan Cooley, die het haar begint te wassen en luistert. Ze hoort meer in die stem: teleurstelling, verdriet. Gaandeweg blijkt dat de vrouw haar man heeft verloren, en zelf vecht tegen kanker. De kapster werkt door terwijl ze luistert, ze maakt een laagjeskapsel, brengt leven in die eerst „leven­loze lokken.” „Alles wat ik kan zeggen is dat er niets is waar een kapper meer van houdt dan dat hij het complete vertrouwen van zijn klanten heeft. Wij zien dingen die de meeste mensen niet zien. Wij begrijpen haar op een manier die de meeste mensen niet begrijpen.”

www.confessionsofahairdresser.blogspot.nl


Tien tips van profs

Journalist Kim Fusaro uit New York zette voor de vrouwenwebsite www.womans­day.com tien zaken op een rij die kappers graag wilden doorgeven aan klanten.

1) Dat mooie voorbeeldkapsel uit dat tijdschrift kan ik je waarschijnlijk niet geven.

2) Vertel me precies wat „een beetje” betekent. Wij kunnen geen gedachten lezen.

3) Denk aan mijn tijd, die geld waard is. Bel even als je later komt. Of niet komt.

4) Ik houd ervan om mijn klanten te leren kennen – tot op zekere hoogte.

5) De salon is geen crèche. Laat kinderen (tenzij ze geknipt moeten worden) thuis. En honden ook.

6) Zet je telefoon uit. Ga ook niet lunchen in de kappersstoel. Gewiebel is niet handig.

7) Wij verkopen shampoo omdat we erachter staan en omdat we jouw haar kennen – niet allereerst om er rijk van te worden.

8) Jij kent je haar beter dan wie ook. Vertel me erover.

9) Zeg gerust tegen je vrienden hoe tevreden je over ons bent.

10) Je bent een wandelend reclamebord voor mijn werk. Wacht niet te lang met terugkomen.


Cijfers uit de branche

In Nederland werken zo’n 43.000 mensen in de kappersbranche: de meesten als parttimer. Negentig procent is vrouw.

Van de 20.000 bedrijven hebben ruim 6100 ondernemingen personeel in dienst. Naar schatting telt de branche meer dan 15.000 zzp’ers; voor 80 procent is knippen een bijverdienste. De lokale concurrentie groeit.

Voor 2013 wordt een omzetdaling verwacht van 0,5 tot 1 procent. Consumenten zijn voorzichtig met geld uitgeven en stellen een bezoek aan de kapper langer uit.

Bron: Rabobank Cijfers & Trends, 2012/2013.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer