Schoot
Er passeerde een flard van een zin. Alleen de woorden ”onder een struik” waren voldoende om mij in gedachten terug te voeren naar mijn kleutertijd.
Ik zit bij mijn vader op schoot, hij leest een kerstverhaal voor. Het boek ”Aaltje zoekt de herders” kreeg ik van de plaatselijke zondagschool en voorin had ik dit heuglijke feit met twee enorme taalfouten en twijfelende letters opgeschreven. Mijn vader had de belevenissen van Aaltje intussen zo vaak voorgelezen dat ik na elke zin al wist wat de volgende zou zijn. De Fries Klaas Norel kon beeldend schrijven. Hij laat Aaltje met haar ouders per schip naar een Afrikaanse kust varen. Het schip „stampt, kreunt en steunt” tijdens een hevige storm op „de oude wereldzee”, waarbij vaten over het dek rollen en een van de matrozen ternauwernood aan de dood ontsnapt. Maar vader staat aan het roer. Ik voelde dat dit verhaal daarom alleen al goed moest aflopen, alle stormen ten spijt.
Eenmaal voor anker in een Tunesische stad, komen voor kleine Aaltje alle platen uit de kinderbijbel plotseling tot leven. Ze ziet kamelen, ze ziet een blinde bedelaar. Ze ziet een vrouw op een ezel en een man erbij. Het kerstverhaal nadert, begreep ik.
Juist omdat ik op schoot zat, kon ik vanuit dat veilige nest gevaarlijke en verre reizen maken en in mijn verbeelding ging ik dan ook onmiddellijk met Aaltje mee op zoek naar een ster, naar herders met kudden. En daar verdwaalt Aaltje, verzwikt ze haar voet en valt uitgeput in slaap. Onder een struik. Een herder tilt haar op en draagt haar naar huis, waar zijn vrouw op hem wacht met een baby in haar armen. Dat is Maria, denkt Aaltje voor ze uitgeput in slaap valt. Tot zover kan het nog net.
Nu ik de bruin verkleurde bladzijden weer opnieuw lees, voorzichtig door de loshangende draadjes tussen de katernen, kom ik merkwaardige zinnen tegen. Aaltje strompelt door ”rul zand, vol dorens, distels, stenen en wortelstompen en langs bosjes. Het braambos van Mozes, denkt ze opeens…” Welke kleuter denkt zoiets, verdwaald in een vreemd land waar de nacht haar is overvallen en ze nauwelijks kan lopen van de pijn?
Het is dan ook niet zozeer dit verhaal. Het is de plek waar ik was, in de armen van mijn vader die het aanvulde en uitlegde en het losmaakte van het boek en mij uit de Bijbel vertelde, waardoor het ineens anders werd, en ik een onmetelijk verlangen voelde om het Kind te kennen waarnaar Aaltje op zoek was geweest.
Want het was Simeon die beschreef hoe het echt was. Hij had dit Kind niet alleen lang verwacht, hij mocht het ten slotte echt in zijn armen houden. Een Licht tot verlichting.