Je familie als je grootste vijand in Nairobi
In de strengislamitische Somalische wijk Eastleigh in Nairobi wonen tussen de moslims ook enkele Somalische christenen. Zij zijn hun leven geen moment zeker. Anoniem doen deze christenen hun verhaal. „Onze familie is de grootste vijand.”
Het is 18 november, rond vier uur in de islamitische wijk Eastleigh in Nairobi. De Somalische Miriam heeft haar kinderen zojuist opdracht gegeven een flesje cola te regelen voor de bezoekers en ze praat wat met kerkleider Abdul. Over hoe het met haar gaat en over de kinderen, dat soort dingen. Het is tijdens dit gesprek als er ineens een luide knal klinkt. Als vuurwerk, zo klinkt het. Miriam schrikt op, Abdul kijkt verbaasd. „Wat is dat?” vraagt hij. „Een bom?”
De sfeer in de kamer verandert onmiddellijk, Miriam kijkt schichtig om zich heen, Abdul neemt een haastige slok van zijn cola. „Laten we gaan”, zegt hij, „dit zou weleens mis kunnen zijn.”
Een paar minuten later druppelen de eerste geruchten binnen. De terroristische organisatie al-Shabaab zou een straat verderop een granaat in een bus hebben gegooid. Of en hoeveel doden er zijn, is nog onduidelijk, of de dader nog in de wijk rondloopt evenmin. Op straat is de chaos uitgebroken; auto’s toeteren en rijden door elkaar, overal rennen mensen en er klinkt gegil. Abdul is gestrest, maant de taxichauffeur een andere route te nemen. „Ja, dat is de realiteit waarin we leven”, zucht hij. „Altijd angst, altijd op je hoede zijn.”
Dubbele identiteit
Miriam en Abdul zijn twee van de vele miljoenen christenen in Kenia. Alles ademt het christendom in dit deel van het Afrikaanse land. In de pizzaketens draait christelijke muziek, taxibusjes hangen vol met Bijbelteksten en op elke hoek van de straat staat een kerk. En toch. Er zijn talloze kerken maar een Somalische kerk zul je hier nooit vinden. Er zijn miljoenen christenen in het land, Somalische christenen zie je zondags echter niet. Toch bestaan ze wel, ondergronds.
In het diepste geheim komen elk weekend op een paar plekken in de hoofdstad van Kenia christelijke Somaliërs bij elkaar voor Bijbelstudie en gebed. Vaak midden tussen de moslims en met gevaar voor eigen leven. Christen worden als Somaliër is namelijk vloeken in de kerk; praktisch elke Somaliër die een volgeling van Jezus werd, vertelt over vervolging en gevaren die geloven met zich meebrengt. Juist vaak de eigen familie is het gevaarlijkst, afval van de islam wordt niet geaccepteerd.
In een modern restaurant ergens in stad –„zodat er geen Somaliërs zijn”– legt Abdul (30), theologiestudent en sleutelfiguur in de ondergrondse kerk, uit waarom dat zo is. „Het volk van de Somaliërs bestaat uit heel veel clans”, verklaart hij. „Je kunt, net als bij de Joden, eindeloos teruggaan in de lijn van je voorvaderen. Dat maakt de families heel gesloten, de verwanten steunen elkaar onvoorwaardelijk en zorgen goed voor elkaar. Het nadeel van het gesloten clanleven is dat er ontzettend veel onderlinge controle is en dat een overgang naar een andere godsdienst dan de islam niet geaccepteerd wordt.”
Toch gebeurt het af en toe dat een Somalische moslim in Somalië of in Kenia in aanraking komt met het Evangelie. Via straatevangelisatie bijvoorbeeld, of door ‘toevallig’ contact met een christen. Of via internet, zoals Abdul, die uit nieuwsgierigheid wat ging googelen en zo het Evangelie ontdekte.
Om hun volksgenoten op het verkeerde been te zetten en minder gevaar te lopen, gebruiken de christelijke Somaliërs een Bijbel die er op het eerste gezicht uitziet als een Koran. „Als mensen ons vragen of we christen zijn, antwoorden we nooit met een simpel ja of nee”, vertelt Abdul. „Als we ja zeggen kunnen we er zeker van zijn dat we vervolgd worden, als we nee zeggen zouden we Jezus verloochenen. Hoe deed Jezus dat? Hij antwoordde met een wedervraag en dat is wat wij ook proberen te doen om niet in de problemen te komen.”
Bijbel
Niet altijd werken die wedervragen, veel Somalische christenen komen alsnog in de problemen.
Aziza is een van hen. Deze 36-jarige vrouw werd in oktober door haar broer uit Zuid-Afrika ontvoerd, die naar Kenia kwam om haar in Somalië te laten stenigen. Door een wonder wist Aziza te ontsnappen, maar zolang haar broer haar nog zoekt, is ze haar leven niet zeker.
Ook Fatima, een meisje dat nog steeds moslim is, vertelt tijdens een ontmoeting dat ze werd aangevallen door twee „fundamentalisten.” „Abdul gaf me een Bijbel en omdat ik me niet voor kon stellen dat dat veel kwaad kon, had ik het Boek gewoon bij mij thuis op een bureau liggen. Een van mijn vriendinnen heeft dat waarschijnlijk gezien want op een dag stonden er twee mannen op de stoep. Met een soort zwaard hakten ze in op mijn voorhoofd.” Voorzichtig tilt Fatima haar hoofddoek op en toont een aantal hechtingen. „Ik bloedde hevig en voor ik flauwviel, dreigden de mannen me te vermoorden als ik christen zou zijn of worden en verscheurden ze mijn Bijbel. Sinds die aanval ben ik erg bang.”
De verhalen van Aziza en Fatima zijn slechts twee voorbeelden van de vele die Somalische ex-moslims vertellen. Miriam, de vrouw uit Eastleigh, verhuist met haar elf kinderen telkens weer naar een ander appartement, vaak met maar één kamer, bang als ze is dat de buren of familie erachter komen dat ze christen is. Haar man is ook christen maar woont ergens anders omdat zijn familie gedreigd heeft de kinderen te ontvoeren. En Hasnae, een andere gelovige vrouw, vertelt over de angst van haar kinderen en de wetenschap dat haar familie haar ongetwijfeld zal vermoorden als ze weten dat zij christen is. „Soms willen ze vechten: mijn familieleden. Ik ben banger voor mijn familie dan voor iemand anders op deze wereld.”
Dat de dreiging met de dood niet zomaar een bedreiging is, blijkt wel uit de berichten die regelmatig in de media verschijnen. Eind november nog maakte Morning Star News melding van de dood van de 25-jarige Farhan Haji Mose, die zich tot het christendom bekeerde. Mose was voor zijn veiligheid na zijn bekering naar Kenia gevlucht, maar toen hij na een halfjaar naar Somalië terugkeerde, werd hij onder toeziend oog van een menigte in tweeën gehakt.
Verhuizen
Het leven als christen tussen hun volksgenoten die hen willen doden, is angstig, volgens de christelijke Somaliërs. Maar waarom verhuizen ze dan niet uit Eastleigh naar een ander deel van de stad? „Het probleem is dat we ons nergens echt thuis voelen. In Eastleigh wonen we tussen ons eigen volk, maar is de kans op vervolging groot. In de rest van Nairobi is het veiliger maar daar wonen we tussen de Kenianen, die ons ervan verdenken allemaal terroristen te zijn. Zij realiseren zich niet dat niet iedereen al-Shabaab is”, vertelt Miriam.
Dat de gedachten over terrorisme niet helemaal ongegrond zijn, erkent ze; regelmatig wordt Kenia opgeschrikt door aanvallen op kerken, waardoor de angst voor Somaliërs er bij de meeste Kenianen flink in zit. „Het is voor ons christenen heel moeilijk dat we door niemand geaccepteerd worden, van de Keniaanse christenen hoeven we ook geen steun te verwachten”, vult Abdul aan.
Ze staan er voor hun gevoel dus alleen voor, de christelijke Somaliërs. Toch hebben ze hoop. Ondanks de angst waar ze elke dag weer tegen aanlopen, antwoorden ze allemaal met een stellig „ja” op de vraag of ze blij zijn dat ze een volgeling van Jezus werden. Abdul: „De Bijbel is heel realistisch over geloven. Grote mannen als Paulus zijn omgekomen omdat ze geloofden. Dat bemoedigt ons. Ik ben een Keniaanse Somaliër en dat betekent dat ik geen vluchtelingenstatus aan kan vragen en het land kan verlaten om naar een veiligere plek te gaan. Ik zou misschien wel via de kerk het land kunnen verlaten, maar ik blijf hier. Ik hou van dit land en van de mensen.”
Ook Miriam, die via een buurvrouw met het Evangelie in aanraking kwam, is blij dat ze christen werd. „De uitdagingen en angsten waar we mee te maken hebben, wegen niet op tegen de vreugde die het geloven geeft. Ik geloof heilig dat God een goed plan heeft. Het beste moet nog komen.”
Doden
Terug naar die 18e november, de dag waarop al-Shabaab de bus opblaast. Onderweg Eastleigh uit krijgt Abdul verschillende telefoontjes van vrienden die hem smeken de politie te bellen. Een man is zijn kinderen kwijtgeraakt in de chaos en er breken gevechten uit tussen Kenianen en Somaliërs.
Een halfuur later laat het nieuws zien wat de schade is van de aanslag; de bus is volledig ontploft, mensen huilen en zijn woedend. Zeker acht mensen vonden de dood. Verdriet overheerst en haatgevoelens richting de Somaliërs wakkeren aan. Abdul krijgt de rest van de dag geregeld telefoontjes; zijn vrienden in Eastleigh berichten van gevechten en waarschuwen hem niet terug te keren naar de wijk.
Rond een uur of negen besluit hij ergens in het centrum een slaapplaats te zoeken. Met een glimlach neemt hij afscheid en loopt de nacht in, de paria uit Eastleigh. Verwenst door zijn eigen mensen, een terrorist voor de rest. Zijn woorden galmen nog na. „De woorden van het Evangelie waren dat waar ik altijd op gewacht had, ik houd zo van Jezus Christus. Weet je, het is het waard.”