Melkveehouders starten voercentrum om kostprijs te verlagen
LUNTEREN – Met de ondertekening van de oprichtingsakte is vrijdagmiddag in Lunteren de coöperatie Voer Samenwerking Veluwe (VSV) van start gegaan. De leden-melkveehouders gaan het voer voor hun koeien centraal inkopen, opslaan en dagelijks laten mengen en aanvoeren op hun boerderijen.
In landen als Israël en Egypte maar bijvoorbeeld ook in Denemarken en Spanje is het fenomeen in de melkveehouderij al langer bekend: een voercentrum. Gedachte hierachter is dat de productie van melk en van veevoer gescheiden worden. Door specialisatie worden beide takken van sport een stuk efficiënter. Dat drukt de kostprijs van de melk.
Peter Boersen uit Barneveld, voorzitter van VSV, ziet het al helemaal voor zich. Over pakweg een jaar krijgen zijn koeien het voer elke dag vers voor het voerhek gebracht: een compleet rantsoen dat op bestelling wordt samengesteld in de ”keuken” van het voercentrum. Dat betekent geen omkijken meer naar inkuilen, uithalen of mengen. Ook de machines daarvoor hoeft de melkveehouder niet langer zelf aan te schaffen.
Boersen heeft een intensief bedrijf. Terwijl hij met 140 koeien een quotum van 1,5 miljoen kilo vol melkt, beschikt hij slechts over 13 hectare grasland. Dat is bij lange na niet voldoende om de eigen behoefte te dekken. „Ik koop al heel veel ruwvoer aan”, bevestigt hij. „Maar eigenlijk is het voercentrum vooral bedoeld voor de traditionele gemengde bedrijven hier in de regio.”
Veel boeren op de Veluwe en in de Gelderse Vallei houden naast melkkoeien ook varkens of pluimvee. Voor die groep wordt het steeds moeilijker om op te boksen tegen gespecialiseerde melkveebedrijven elders in het land, legt directeur Bart Eggink van mengvoercoöperatie De Valk Wekerom uit. De Valk helpt bij de opstart van het voercentrum. „We willen ervoor zorgen dat er melkvee op de Veluwe blijft.”
Het voercentrum kan voor de deelnemers een kostenbesparing van 1 tot 4 cent per kilo melk opleveren. Volgens Boersen blijkt dat uit berekeningen van Wageningen Universiteit. Het precieze bedrag is afhankelijk van de schaalgrootte. VSV start vrijdag met elf leden maar wil naar minimaal twintig toe. „We mikken op zeker duizend melkkoeien.”
Het coöperatieve voercentrum koopt straks gras en snijmais in. Dat kan bij de eigen leden, die daar dan voor betaald krijgen, maar ook elders. Boersen denkt aan akkerbouwers uit Flevoland of veehouders in ruste die nog grond in eigendom hebben. Alles wordt op een centrale plek in sleufsilo’s ingekuild. Ook industriële bijproducten als perspulp en bierbostel worden daar opgeslagen.
Voor een compleet rantsoen zijn meer grondstoffen nodig. Eggink noemt soja, maisschroot, tarwemeel, droge pulp en toe te voegen mineralen. Ook die worden door het voercentrum ingekocht en wel naar eigen inzicht. „De Valk staat daar buiten.”
Boersen vult aan dat, als dat prijstechnisch voordelig is, ook seizoensproducten als aardappelen of wortelen in het rantsoen verwerkt kunnen worden. Hij denkt zelfs aan een futuristisch product als eendenkroos –een zeer efficiënte eiwitbron die op termijn misschien de uit Zuid-Amerika geïmporteerde soja kan vervangen. Voor het eiwit kunnen trouwens ook erwten of bonen worden ingekocht.
Het voercentrum levert in principe een complete maaltijd voor de koeien. „Maar wie op de boerderij nog wat krachtvoer wil bijvoeren kan daarvoor kiezen”, zegt Boersen.
Boeren die het voer afnemen, betalen daarvoor. Als ze zelf ook voor het voercentrum gras of mais telen, wordt dat verrekend. Alles wordt gewogen en bemonsterd op kwaliteit. En wie voor het voercentrum teelt, krijgt te maken met controle tijdens het groeiseizoen. Eggink: „Het moet goed zijn. Niemand heeft bijvoorbeeld belang bij versmering van onkruidzaden.”
Waar het voercentrum precies komt, kunnen Boersen en Eggink nog niet zeggen. Daarover wordt nog met een gemeente overlegd. Uitgangspunt is dat de afstand tot de bedrijven van de leden beperkt blijft tot maximaal 15 kilometer, om vervoerskosten te besparen.
De leden van de coöperatie leggen startgeld op tafel. Boersen verklaart dat de vermogensbehoefte van het voercentrum 1000 euro per koe is. „Banken willen een solvabiliteit van ongeveer 30 procent. Deelnemers zullen dus 300 euro per koe moeten inleggen.” In principe is iedereen, groot of klein, welkom. Volgens Boersen is deelname aantrekkelijk vanaf 25 koeien. Wie verder weg woont krijgt wel te maken met een toeslag voor transport.
Het voercentrum krijgt voorlopig één fulltime medewerker in dienst, die assistentie kan inroepen van specialisten van De Valk. Inkuilen, mengen, transport en controle van de teelt worden uitbesteed.