Literaire avond van ”Liter” met Willem Jan Otten en Marcel Möring over bekering
Het lijkt een heuse trend in de literaire wereld, evenementen in boekhandels. Het zal wel wat de crisis in de boekenmarkt te maken hebben, maar vooralsnog levert het winst op voor beide partijen.
De sfeervolle boekhandel Bouwman in De Bilt was gisteravond het decor voor een wisseling van de wacht bij het christelijk tijdschrift Liter.
Het was een spontaan idee. In minder dan vier weken zette de redactie van Liter een avond in elkaar met maar liefst twee literaire reuzen, Willem Jan Otten en Marcel Möring. De aanleiding is de verschijning van het themanummer ”Damacus”, over literaire bekeringen. Via de sociale media werden de uitnodigingen verstuurd. Naast een paar locale literatuurliefhebbers waren er zo’n veertig lezers naar De Bilt gekomen.
Apocalyptisch
Eigenlijk was het de bedoeling om een themanummer over Apocalyps te maken, onthult redactievoorzitter Len Borgdorff in zijn openingswoord. Achteraf is hij blij dat dat niet door is gegaan, met 21 december in aantocht is het een platgetreden pad geworden. Er viel ook het nodige te zeggen over bekering. „Dat is een term die helemaal niet scoort. Tenzij je er Damascus van maakt, verwijzend naar de bekering van de apostel Paulus. We zijn nog niet klaar of Damascus krijgt in het wereldnieuws een apocalyptische lading. Zo krijgen we alsnog onze zin, al is het dan met een zuur randje.”
Willem Jan Otten neemt deze avond afscheid als gastredacteur, en draagt het stokje over aan Marcel Möring. Gastschrijvers voor Liter moeten „op een of andere manier een dimensie in hun verhalen hebben waarin het levenbeschouwelijke een rol speelt”, licht Borgdorff toe. „Hoe je dat doet, daar moet je mensen vrij in laten. Theologen en andere geleerden moeten dat maar beoordelen.”
Otten heeft de literaire wereld vijftien jaar geleden geschokt door zich te bekeren tot het Katholicisme. Sindsdien is het geloof in zijn werk prominent aanwezig. Het afgelopen jaar is zijn werk herlezen door Liter-redacteuren, en heeft hij nieuw materiaal aangeleverd. Vanavond wil hij het, nadat hij een paar gedichten voorgelezen heeft, vooral over ”De Vlek” hebben, een vertelling in verzen die eind 2011 verscheen.
Roker
”De Vlek” is geschreven na een ontmoeting van Otten met dichter en essayist Rudy Kousbroek, een verklaard atheïst. Kousbroek was een fervent roker en Otten sprak hem even nadat er bij hem een grote vlek op zijn long was geconstateerd. Drie dagen na het gesprek belde het ziekenhuis. De longfoto’s waren verwisseld met die van een andere patiënt. Otten dacht: „En die gelooft niet in wonderen! Ik had nogal met hem in de clinch gelegen over religie. Toen hij een paar jaar geleden overleed, greep zijn dood mij aan. Belangrijker dan ons conflict over religie was de herinnering aan de jaren zeventig, toen hij een voorbeeld voor me was. Hij had een pessimistisch wereldbeeld. Hij schreef als voor vrienden, zelfonderzoekend. Hij vatte zichzelf op als een experiment.”
Afbetaling
Na het overlijden van Kousbroek dacht Otten: er ontbreekt iets aan dat verhaal. „Hij vertelde me niet met wie hij verwisseld was. Stel je nu eens voor dat de vlek op zijn longen toegekend moest worden aan iemand die wel in wonderen geloofde. Eerst geloofde die persoon niet in de vlek, daarna moest hij aannemen dat hij de vlek wèl had en kwam het eropaan dat hij in wonderen geloofde. Daar wilde ik over schrijven. In de eerste plaats is ”De Vlek” een hymne aan het OLV Gasthuis in Amsterdam. Verder draait het verhaal om hoe de ene werd gevonden die geen vlek had, maar op weg was om zelf zijn leven te beëindigen, en de ander die de vlek op zich nam. In de slotscène vindt de afbetaling van de verwisseling plaats.” Otten sluit zijn gastschrijverschap bij Liter af met een fragment uit De Vlek, en laat halverwege de zin vallen: “Levenslang op weg naar onze eerste zin.”’
Zegenspreuk
Marcel Möring neemt het stokje van Otten in 2013 over. Hij werkt aan deel drie van de trilogie waarvan DIS en Louteringsberg de eerste twee delen zijn. Volgend najaar moet het verschijnen. Hij leest een lang fragment voor. De zaal luistert ademloos. Mörings verhaal is rijk aan beelden en verwijzingen naar oude joodse verhalen en bijbelse thema’s en figuren. Möring is zelf joods, en religieus opgevoed. Als kind kreeg hij van zijn vader een Oude Testament voor kinderen kado, met een rode strik eromheen. ‘Ik lag elke avond met een zaklantaarn te lezen in bed en werd echt meegevoerd. Ik had hele visioenen dat ik aan de hand van Abraham door het bijbelse land liep.” Toch noemt Möring zichzelf niet gelovig, al heeft hij er moeite mee om zichzelf te definiëren als niet of wel. ‘Dat is kennis waar ik niet over beschik. Waarom zou ik me daarop laten vastleggen. Het zit wel in mijn werk, zeker het Jodendom. Ik verlang ook ontzettend naar het geloof. Ik heb het alleen niet meer. Maar het is een verlangen dat ik dagelijks voel en dat enorme betekenis voor me heeft. Ik geloof hevig in het wonder van weleer. Nadat ik niet meer gelovig was, ben ik toch heel lang bij het ontbijt de zegenspreuk over het eten blijven zeggen. Ik vind het werkelijk een wonder dat er ‘s morgens brood is. Mijn werk is van dat besef doortrokken.”
Gelovige atheïst
In Mörings nieuwe boek wil hij al zijn vorige boeken bijeenbrengen. ‘Een wereld waarin alles van mij is. Omdat dat mijn wereld is, lopen er verschillende personages uit het ene boek het andere binnen. De hoofdpersoon, een psychiater, is bijvoorbeeld Mendel Adenauer uit Mendels erfenis.’ Is het niet vreemd dat hij voor dat beroep gekozen heeft, terwijl hij eerder vooral overhoop lag met hulpverleners? Möring vindt van niet. ‘Je weet toch wat voor mensen psychiater worden? Het is net als met Kousbroek. Hij was een atheïst, maar een gelovige. Hij geloofde alleen in iets anders. Hij deed zelf wat hij gelovigen verweet, hij pikte de waarheid. Je maakt je pas werkelijk druk over dingen die je erg van belang vindt.”