Commentaar: EU heeft wel íéts gepresteerd
De ruim 500 miljoen burgers van EU-landen hebben maandag samen 1 miljoen euro gekregen. Dat presentje was een blijk van waardering voor hun bijdrage aan de vrede. Drie voorname vertegenwoordigers van de Europese burgerij zijn maandag naar de Noorse stad Oslo getogen om het cadeautje in ontvangst te nemen en met veel andere genodigden een feestje te vieren.
De toekenning van de Nobelprijs voor de vrede aan de Europese Unie is lang niet door iedereen met instemming begroet. Critici en commentatoren noemen het besluit van het Nobelcomité een politieke beslissing die geen recht doet aan de oorspronkelijke bedoelingen van de oprichters.
Sommigen vinden het vreemd dat de prijs niet aan een persoon maar aan een instelling is toegekend. Toch is dat niet ongebruikelijk. De Nobelprijs voor de vrede is bij voorbeeld ook toegekend aan het Rode Kruis (vier keer zelfs), het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen (1954) en de Internationale Arbeidsorganisatie (1969).
Kritiek die meer hout snijdt, is dat de prijs in principe altijd gegeven wordt voor geleverde prestaties in het zeer nabije verleden. Daarom is de vraag gewettigd welke bijzondere bijdrage de EU de laatste jaren op terrein van de vrede heeft geleverd. Wie naar een positief antwoord op die vraag zoekt, moet wel even nadenken en loopt het risico dat hij het antwoord schuldig blijft.
Als het Nobelcomité zo’n twintig jaar geleden de EU de prijs had toegekend, was er ongetwijfeld meer begrip geweest. Immers, na de val van de Muur in 1989 heeft de Unie onmiskenbaar bijgedragen aan het bewaren van de stabiliteit van Europa. Duitsland kon herenigen, de Midden-Europese staten kregen kansen en ook de relatie met het wankele Rusland werd op een verantwoorde manier in stand gehouden. Zelden verliep een belangrijke wenteling in de geschiedenis zo vreedzaam. En daar heeft de EU toen een belangrijke bijdrage aan geleverd.
Maar wie de recente annalen van het EU-verleden doorvorst, komt geen prestaties van formaat op het gebied van vredespolitiek tegen. Sterker, de onvrede in de EU groeit. Maatschappelijke tegenstellingen nemen toe, de economische problemen groeien alle beleidsmakers boven het hoofd en er wordt –om verklaarbare redenen– zelfs hardop gesproken over de exit van bepaalde EU-lidstaten.
Omdat de prestaties er niet zijn, zou men de Nobelprijs voor de vrede dit jaar op zijn best een aanmoedigingspremie kunnen noemen. Zo van: Europa, ga eens werken aan de vrede door de onvrede weg te nemen. Maar een aansporing is iets anders dan een erkenning van het geleverde werk.
Toch is er enige rechtvaardiging te geven voor het toekennen van de vredesprijs. Het is uniek in de geschiedenis dat er in Europa meer dan zestig jaar geen oorlog is geweest. Dat is niet alleen de verdienste van de EU. De NAVO heeft daarbij de belangrijkste rol gespeeld. Maar het zou onterecht zijn te stellen dat de EU daarin geen enkele betekenis had. Alleen al het feit dat de leiders van de lidstaten elkaar frequent ontmoeten, is van belang. Er is veel kritiek op de EU mogelijk. Die is ook terecht. Maar alles negatief duiden is niet eerlijk.