De naam protestant
De Britse theoloog Alister McGrath is er stellig in: Het protestantisme zal zijn plaats in de wereld moeten afstaan aan het evangelicalisme. Hij ziet als belangrijkste pijnpunt dat binnen het klassiek protestantisme het geloof rationeel beleefd wordt.Daarnaast is de sterke binding aan een kerkverband met een strikte orde fnuikend voor de spontaneïteit van de geloofsbeleving en voor de werfkracht naar buiten. Evangelische en charismatische groepen spelen volgens McGrath veel beter op de godsdienstige behoeften van de moderne mens in.
Gesteld dat de Engelse theoloog gelijk krijgt, moeten we er dan om treuren dat de naam ”protestant” van de godsdienstige wereldkaart verdwijnt? Als het uitsluitend om de naam gaat, is dat geen ramp.
In de loop van de geschiedenis is soms bewust gekozen voor een naamsverwisseling. Zo stond de naam ”gereformeerd” enkele eeuwen lang garant voor een strakke binding aan Schrift en belijdenis. De laatste vijftig jaar wil een groot deel van de gereformeerde orthodoxie liever aangeduid worden als ”reformatorisch”, om zich daarmee te onderscheiden van modernere denominaties. Een naam is dus te vervangen
Het is ook maar de vraag of we op zich zo vast moeten zitten aan het begrip ”protestant”. De naam raakte bekend door de rijksdag van Spiers (= Speyer, 1529), waar de hervormingsgezinden gezamenlijk een proteststuk opstelden tegen de pogingen om het gezag van roomse bisschoppen te herstellen. Opvallend is dat nadien niet de hervormingsgezinden maar juist hun tegenstanders deze naam gebruikten. De volgelingen van Luther, Calvijn en Zwingli hadden moeite met de verzamelnaam, omdat naar hun oordeel de onderlinge meningsverschillen tussen de hervormingsgezinden te groot waren.
In later tijden stimuleerden voorstanders van de tolerantiegedachte, zoals bijvoorbeeld Hugo de Groot, het gebruik van de term ”protestanten”, om daarmee de barrières tussen denominaties te slechten. In de eerste eeuwen na de Reformatie had de naam protestantisme dus niet zonder meer een positieve klank. Dat is later weliswaar anders geworden, maar het geeft aan dat het verlies van die naam niet ernstig is.
Ingrijpender is wanneer het inhoudelijk karakter van het protestantisme zou verdwijnen. McGrath denkt dat dit inderdaad gaat gebeuren, omdat de oude protestantse kerken te weinig spiritualiteit bieden. Daar hunkert de moderne mens juist naar. Die is op zoek naar een inspirerende boodschap en naar een boodschapper met charisma.
Het is natuurlijk gemakkelijk de waarschuwing van McGrath terzijde te schuiven, omdat hij niet de eerste in de geschiedenis is die zo’n scenario heeft geschetst en dat het desondanks tot op heden voor de protestantse kerken nog is meegevallen. Maar daarmee negeren we wel een signaal.
Kenmerkend voor het protestantisme is de boodschap van zonde en genade die God door Zijn Woord aan de mens openbaart. Dat is ook de rode draad in de belijdenis. Punt is dat deze confessie nog wel onderschreven wordt, maar velen daar niet uit leven. Wanneer de trouw aan de belijdenisgeschriften versmalt tot rationeel erkennen dat dit de waarheid is, heeft het protestantisme zijn werfkracht verloren.
In sommige kerken is de belijdenis in plaats van bindmiddel een splijtzwam geworden, in plaats van een staf om te gaan een struikelblok. Dat gaat de bevindelijk gereformeerden niet voorbij. De soms heftige theologische discussies verkillen de harten.
McGrath meent dat die strakke binding aan confessie en kerkorde de moderne mens afstoot. Dat hoeft beslist niet. Het zijn juist de middelen die in belangrijke mate bijdragen aan de duurzaamheid van kerkelijke denominaties, mits ze tintelen van een leven naar Schift en belijdenis.