Pleiten voor gelijkheid man en vrouw christenplicht, ook voor SGP
Pleiten voor een gelijkwaardige positie van vrouwen is een christenplicht en stemt wezenlijk overeen met de Bijbelse boodschap en het oudste christendom, betoogt prof. dr. J. van Oort.
De al jaren slepende kwestie over het standpunt van de SGP inzake het niet toekennen van passief kiesrecht aan vrouwen nadert wellicht een ontknoping. Vorige week maakte de partijvoorzitter van de SGP bekend dat zijn partij haar opvatting over het regeerambt van vrouwen handhaaft, maar tegelijkertijd overweegt de formeel-juridische belemmeringen voor vrouwen op kieslijsten weg te nemen.
Het lijkt met tegenzin dat de SGP deze aanpassing doorvoert en komt tot een soort ‘dubbelbesluit’. De partij hekelt het revolutionaire gelijkheidsdenken. Daarnaast bestaat kennelijk binnen de partij en onder een aantal van haar kiezers de vrees dat de druk op de SGP nog maar een eerste stap is. Straks dreigt een verbod op eigen standpunten betreffende homoseksualiteit, abortus, euthanasie enzovoort. Verdrukking en vervolging staan kennelijk voor de deur. Of, zoals voormalig SGP-Kamerlid mr. dr. J. T. van den Berg het onlangs stelde: de uitspraak van de Europees hof in de kwestie SGP verbiedt orthodoxe christenen „trouw te blijven aan het Woord van God.”
Ik meen dat er op deze reacties nogal wat valt af te dingen. Gaat het slechts om revolutionair gelijkheidsdenken of is er meer aan de hand? Staat hier werkelijk ”trouw aan Gods Woord” op het spel? Er zijn vele christenen die hier heel anders over denken. Ik waag een poging om de redenen voor hun standpunt kort aan te duiden. Daarnaast verdient een bijkomende consequentie alle aandacht: de buitenwereld (lees: het grotendeels onchristelijke Nederland) verslijt de SGP-visie maar al te graag voor ”de christelijke”. Ze wordt immers officieel voorgestaan door mensen die claimen het ”orthodoxe” standpunt te verwoorden.
Ieder die allereerst de Bijbelse gegevens betreffende de vroegste christelijke kerk nagaat, weet hoezeer vrouwen in haar opvallend snelle verbreiding een belangrijke plaats innamen. Het revolutionaire hiervan was volstrekt niet gestoeld op een seculier ideaal. Christelijke vrijheid, gelijkheid en broederschap kwamen op uit de boodschap van het Evangelie zelf.
Maria Magdalena was de eerste getuige van de opstanding: een vrouw als apostolin, aldus vele kerkvaders. Een Samaritaanse werd de eerste verkondigster buiten joodse kring. De eerste gedoopte christen in Europa was Lydia. De leiding van veel huisgemeenten was in handen van vrouwen. Paulus bericht in zijn brieven (niet het minst in Rom. 16) dat een groot deel van zijn vele medewerkers vrouwelijk was. Zij hebben, met woord en daad, „mede gestreden” in de verkondiging van het Evangelie (Fil. 4:3). En ongehoord revolutionair, zelfs dynamiet onder de bestaande verhoudingen, was zijn uitspraak dat er in Christus geen discriminerend verschil is tussen joden en niet-joden (”Grieken”), slaven en vrijen, mannen en vrouwen (Gal. 3:28).
Onderzoek van allerlei aard (grafschriften, opgravingen, sociologische analyses, en uiteraard de bestudering van de vele ons overgeleverde teksten) heeft overduidelijk aangetoond hoezeer die gelijkwaardige en principieel zelfs gelijke positie van de vrouw in de verdere verspreiding van het christendom essentieel is geweest. Pas later, wanneer de kerk zich voortgaand conformeert aan de omringende wereld, vooral in de tijd van en na Constantijn, gaat die positie deels geruisloos, deels bewust teloor. Aanpassing aan de omringende wereld heeft voor de positie van de vrouw een negatief effect gehad. Bovendien gingen theologen in toenemende mate redeneren volgens de neoplatoonse filosofie en die was (anders dan bijvoorbeeld de eerdere Stoa) niet bepaald vrouwvriendelijk.
Vele christenen wereldwijd hebben de oudste christelijke gegevens in hun visie op plaats en taak van de vrouw verwerkt. Ook in de huidige Nederlandse discussie verdienen deze feiten alle aandacht. Wie ze overweegt, ontdekt radicale principes die de werkelijke wortels en het wezenlijke anders zijn van de oerchristelijke levensovertuiging laten zien.
Heeft dit alles consequenties voor de huidige discussie? Pleiten voor een gelijkwaardige c.q. gelijke positie van vrouwen is mijn inziens een christelijke plicht en stemt wezenlijk overeen met de Bijbelse boodschap en wat de vroegste Kerk ons leert. Voorbeelden van (christelijke) regeermacht ook van vrouwen zijn er Bijbels en buiten-Bijbels vele te noemen. En hoewel democratie zoals wij die kennen eerst van vrij recente datum is, was er oudtijds ook al passief kiesrecht voor vrouwen: ”dienaressen” bijvoorbeeld werden in de vroegchristelijke kerk verkozen.
In de huidige en al jaren slepende discussie wordt een bepaalde opvatting als Bijbelgetrouw geproclameerd, maar voor veel christenen is die dat niet. Wie die opvatting niet deelt, wordt ontrouw aan Gods Woord verweten. Daarnaast heeft de grote seculiere meerderheid in Nederland een extra argument om christelijke standpunten als volstrekt achterhaald te beschouwen. Het is de hoogste tijd dat de SGP dat nu ook officieel inziet.
De auteur is hoogleraar vroeg christendom in Nijmegen en Pretoria.