Onderwijs & opvoeding

Halleh Ghorashi zoekt verbinding met ontspoorde allochtoon

Als sympathisant van linkse partizanen die tegen de sjah van Perzië vochten, deed ze iedere week loodzware oefeningen in de Iraanse bergen. Haar leven geven voor de goede zaak, dat was haar ideaal. Nu ziet Halleh Ghorashi, hoogleraar aan de Vrije Universiteit, dat ze toen net zo dogmatisch was als degenen die ze bestreed. Maar het idealistische vuur brandt nog steeds.

Jacob Hoekman
7 December 2012 17:58Gewijzigd op 15 November 2020 00:42
Halleh Ghorashi. Foto
Halleh Ghorashi. Foto

Naïef, vinden sommige mensen Halleh Ghorashi (50). Omdat ze, als hoogleraar diversiteit en integratie in Amsterdam, niet vindt dat de integratie in Nederland is mislukt.

Voor criminele Marokkanen lijkt de integratie niet erg gelukt.

„Is dat zo? Asociaal zijn kun je ook als deel van emancipatie zien: soms willen mensen zich wel ontwikkelen, maar raken ze gefrustreerd doordat ze geen perspectief hebben. Daardoor komen ze op het verkeerde pad terecht. Natuurlijk is het niet de bedoeling om crimineel te zijn, maar een etiket plakken is geen oplossing. Ik vind het belangrijker te kijken hoe je ze kunt veranderen zonder ze naar een eiland te sturen.”

Lukt dat ook als u zelf benadeeld wordt?

„Mijn portemonnee werd ooit gestolen. Eerst werd ik kwaad, maar daarna dacht ik: Misschien heeft die dief dat geld wel ontzettend hard nodig. Ik weet dat het niet zo hoeft te zijn, maar toch wil ik zo blijven denken.”

Dat is precies wat mensen naïef noemen.

„Dat kan zo zijn, maar dit is mijn behoud geweest. Na alle ellende die ik in mijn leven heb meegemaakt, heeft het positief denken mij gered. Ik wil niet cynisch worden. Alleen een positieve benadering maakt verbinding met de ander mogelijk. Dat is diversiteit voor mij, dat je investeert in het relationele aspect. In de hele integratiediscussie zie je vaak dat mensen óf de ander willen overheersen, óf zichzelf en hun eigen waardestelsel willen beschermen. Maar in beide gevallen verlies je verbindingen.”

Als kind al kwamen verschillende waardestelsels in botsing in Hallehs leven. De oude, aristocratische en feodale omgeving waarin haar moeder opgroeide ging niet samen met de meer doorsneefamilie van haar vader. Het gewone van vaderskant sprak haar van jongs af meer aan dan de elitaire houding van moederskant. Toch vond ze juist in de familie van haar moeder het politieke engagement dat haar nog lang zou stempelen.

Wie was toen uw belangrijkste rolmodel?

„Mijn tante; een zus van mijn moeder. Zij woonde in Italië en kwam in 1978 terug naar Iran. Ik was toen een probleemkind, want mijn moeder was al vanaf mijn geboorte ziek. Ik had vragen rond mijn identiteit, ik voelde me verdwaald. In die periode ging ik bij mijn tante wonen. Zij liet me boeken lezen over de historische ontwikkeling van Iran, maar ook over linkse politiek en filosofie. Dan ga je intellectueel groeien; dat was heel verrijkend voor mij. En, dat wil ik er wel bij zeggen, het was in die tijd hip om links te zijn.”

U werd zelfs een zeer actieve linkse studentenleider die tegen de sjah opstond.

„Ik ben opgegroeid met het idee dat vechten voor rechtvaardigheid goed is, zelfs als dat gewelddadig is. Ik sympathiseerde met een groep partizanen die tegen het bewind van de sjah vocht. Nu wordt dat vooral negatief benaderd, maar toen was dat totaal anders. Je kunt je nu niet goed meer voorstellen hoe positief er in de jaren 70 tegen de partizanen werd aangekeken.”

Wat voor toekomstideaal had u toen?

„Ik wilde het liefst zover gaan dat ik mijn leven zou opofferen voor de goede zaak. Daarin werd ik ook getraind. Elke week ging ik met andere sympathisanten de bergen in, vrijdags om zes uur ’s morgens. Daar hadden we loodzware sessies in bergbeklimmen. Een van de doelen daarvan was dat je leerde niet te klagen als je honger en dorst had. Discipline was het enige wat telde. En achteraf waren er sessies met kritiek. Daar zag ik altijd erg tegen op.”

Hoe kijkt u op die tijd terug?

„Die periode is heel erg vormend voor mij geweest. Als vluchteling moet je veel geven om je leven opnieuw te kunnen opbouwen. Dat heb ik daar geleerd. Ik zie zelfs overeenkomsten met het calvinisme: niet klagen maar dragen. En gaan voor je idealen. Dat ik mijn leven daarvoor wilde geven, vind ik mooi. Maar ik vind het ook wat eng. Ik zou het nu niet meer willen of kunnen.”

De realiteit leek niet op uw idealen. In 1979 werd de sjah verdreven, maar Iran werd een strengislamitische republiek.

„Ja.” Het is even stil. „Dan denk je toch: Ben ík zo naïef geweest of zijn we zo bedrogen? Van de hoop kwamen we in de diepe wanhoop terecht. Er waren moordpartijen, er kwam systematische onderdrukking. Achteraf bleek het islamitische regime een voortzetting van hetzelfde systeem. We waren niet bereid om naar elkaar te luisteren. Als ik terugkijk, waren wij als linkse idealisten eigenlijk net zo dogmatisch in het opleggen van onze ideeën als de islamitische voorhoede van ayatollah Khomeini.”

U noemt deze periode uw „grootste nachtmerrie.” Ligt u er nog wakker van?

„Ik droom ’s nachts heel soms nog dat ik aan het vluchten ben, terwijl er mensen achter me aan rennen. Dan word ik wakker en denk ik aan de mensen die vermoord zijn, of vermist. Zoals mijn tante. Sinds het midden van de jaren 80 hebben we nooit meer iets van haar gehoord.”

In Nederland had Ghorashi verre familie wonen. Toen de grond in de islamitische republiek Iran haar te heet onder de voeten werd, vluchtte ze in 1988 hierheen. De jaren waarin ze een dubbelleven moest leiden, waren voorbij.

U studeerde in Nederland onder meer filosofie. Uw begeleider was Sander Griffioen, betrokken bij de Stichting voor Reformatorische Wijsbegeerte. Over hem schrijft u dat zijn inzichten u hebben gevormd. Hoe?

„Ik heb veel gehad aan de ideeën van Sander over pluralisme. Hij benadrukte het belang dat er ruimte is voor verschil. Dat heeft mij erg verrijkt, zeker ook in combinatie met de Joodse filosofie. Uiteindelijk is de Joodse filosoof Levinas voor mij nog bepalender geweest voor mijn denken over diversiteit. Hij leerde me vanuit de ander te denken, niet vanuit jezelf.”

Iraniërs in Nederland vallen op door hun intellectuele vaardigheid. Er gaan veel meer Iraanse jongeren naar het vwo dan jongeren uit andere minderheden. Hoe komt dat?

„Iraniërs die naar Nederland komen, zien zichzelf vaak als de avant-garde van hun natie. Het zijn de intellectuelen die het land verlaten; mensen die relatief veel gelezen hebben en duidelijke meningen hebben over maatschappij en politiek. Ze hebben veel zelfvertrouwen en denken dat ze hun nieuwe land ook veel kunnen geven. Andere groepen, zoals Turken en Marokkanen, hebben een heel andere migratieachtergrond. Bij hen is het de tweede generatie die de vleugels uitslaat. Nu zijn er vanuit die groepen óók veel jongeren die op de universiteit zitten.”

Opmerkelijk veel Iraniërs worden in Nederland christen. Heeft het christelijk geloof ooit aantrekkingskracht op u gehad?

„Wel als het gaat over aspecten zoals medemenselijkheid en barmhartigheid, maar die vind ik in alle religies.”

Uw schoonfamilie leest deze krant en weet zich verbonden aan een reformatorische kerk. Een cultuurschok voor u?

„Mijn man en ik waren drie jaar collega’s aan de VU toen we een relatie kregen. Wat ik in hem waardeerde, zag ik ook terug bij zijn ouders: medemenselijkheid. De openheid waarmee hij naar de wereld keek, verbond me sterk aan hem.

Toch waren er ook verschillen. Toen ik voor het eerst mijn schoonfamilie ontmoette, was ik erg nerveus. Ik wilde graag dat zij mij leuk zouden vinden, maar ik was ook bang dat de verschillen tussen ons dat zouden belemmeren. Desondanks voelde ik me erg welkom bij hen. Ik vond de familie vanaf het begin heel hartelijk.

Bij die eerste ontmoetingen zeiden mijn schoonouders dat ze verschillende boeken over Iran en vluchtelingen aan het lezen waren. Het ontroerde me dat ze zo geïnteresseerd waren in mijn achtergrond. Hoe sterk moet je zijn om vanaf het eerste contact alle mogelijke vooroordelen opzij te zetten en alleen de mens die voor je staat als mens te zien?”

Hebben zij iets willen overbrengen van de waarde van het christelijk geloof?

„Ja, ze hebben me de Bijbel in het Farsi cadeau gedaan.”

Leest u er wel eens in?

„Eerlijk gezegd niet veel. Maar over de verhalen praat ik wel met mijn man. Voor hem is het geloof nog steeds belangrijk, al voeren we geen theologische discussies. Een enkele keer ben ik met hem meegegaan naar de Engelse kerk aan het Begijnhof in Amsterdam.”

Hoe vindt u dat?

„Bijzonder. Wij zijn ook in die kerk getrouwd. Ik had het nooit gedacht, maar achteraf was dat het mooiste deel van de dag. Wel heb ik daarop commentaar gekregen van medeactivisten van vroeger. Halleh, zeiden ze, je hebt nooit voor de sjah geknield, maar nu kniel je wel voor God! Ze hadden geen begrip voor die stap, maar toch ben ik blij met de keus die ik heb gemaakt.”

De thema’s die voor u belangrijk zijn, zoals werkelijke ontmoeting van elkaar, zijn ook belangrijk in het christelijk geloof.

„Ja, dat is de insluitende kant van het christendom. Maar er is ook veel uitsluiting, bij alle religies trouwens. Voor het christendom speelt dan de vraag: Wat als je níét in Christus gelooft? Met die uitsluitende kant heb ik problemen.

Ik begrijp dat een mens zekerheid wil over wat hem te wachten staat. Dat gevecht om zekerheid heb ik zelf ook gevoerd. Maar op een gegeven moment heb ik tegen mezelf gezegd: ik wil voor medemenselijkheid staan en voor rechtvaardigheid strijden. Als dat niet genoeg is, wil ik in het hiernamaals een overtuigend verhaal horen waarom dat niet genoeg is.”

De kern van het christendom is dat medemenselijkheid en rechtvaardigheid voortvloeien uit God zelf. Hij wil Zichzelf geven.

„Ik heb het idee dat het leven mij al heel veel gegeven heeft. Wat ik tot nu toe heb bereikt, had ik niet alleen kunnen doen. Ik geloof dat ik God of engelen mee heb gehad op mijn levenspad. Dat vind ik mooi genoeg, meer hoef ik niet. Ik ben gelukkig met het idee dat ik gedragen word.”

Met dat we langer spreken, lijken uw woorden steeds christelijker te worden.

Ze gooit het hoofd in de nek en lacht uitbundig. „Ja! U denkt natuurlijk: laten we nog even doorgaan, ze is al een eind op de goede weg.”

U wordt gedragen, zegt u. Door wie dan?

„Dat weet ik niet. Ik heb geen adres. Ik heb niet de behoefte om met God in gesprek te gaan, en evenmin om Zijn bestaan te ontkennen. Ik vind het al heel wat dat ik me gedragen voel.”

Is dat zo moeilijk te accepteren?

„Ja, dat was een heel gevecht voor mij. Ik heb me vaak afgevraagd: Waarom heb ik het voorrecht om dit geluk te ervaren? Waaraan heb ik het verdiend dat ik zo gezegend ben? Ik weet het niet.”


Levensloop Halleh Ghorashi

Halleh Ghorashi werd in 1962 geboren in de Iraanse hoofdstad Teheran. Ze groeide op in een links-liberaal milieu. Als jongere ontpopte ze zich tot linkse activist, waardoor ze in de problemen kwam met het regime. In 1988 vluchtte ze naar Nederland. Hier deed ze diverse studies en maakte ze steeds meer van haar dromen waar.

In 2006 hield ze haar oratie als hoogleraar diversiteit en integratie aan de Vrije Universiteit. Die leerstoel had aanvankelijk als doel de rol van allochtone vrouwen te versterken en kreeg steun van prinses Máxima. Ghorashi trouwde in 2006 met een VU-collega. Het paar heeft geen kinderen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer