„Het ging Kersten en Kuijt niet om zuil, maar om vreze des Heeren”
De ‘founding fathers’ van de reformatorische gezindte hadden niet de bedoeling een zuil te bouwen, stelt ds. P. Mulder. Het ging hen veeleer om het behoud en de doorwerking van de vreze des Heeren.
Vorige week werd het boek ”Wordt een heer!” gepresenteerd. In deze publicatie beschrijft dr. John Exalto de geschiedenis van de Driestar tot 1975. Ook is er ruime aandacht voor de geschiedenis en ontwikkeling van de gezindte waarin de Driestar ontstond. Deze gezindte wordt tegenwoordig vaak aangeduid als ”de reformatorische zuil”. Het lijkt mij zeer de vraag of de ‘founding fathers’ wel bedoelden te bouwen aan een zuil.
De Driestar werd naar mijn waarneming en beleving niet in het leven geroepen om een zuil te stichten. Wel om ten dienste te zijn aan de bevindelijke en behoudende flank van de gereformeerde gezindte.
Een gezindte is levend; het gaat over mensen met een bepaalde gezindheid. In dit geval: bevindelijk gereformeerd, overwegend behoudend van inslag. Het bezig zijn van bijvoorbeeld mensen als ds. G. H. Kersten en P. Kuijt (personen die in het boek van Exalto veel aandacht krijgen als bouwers aan deze gezindte) was niet op iets van een bouwwerk (zuil) gericht. Zo statisch en gesloten was het niet. Er was gerichtheid op mensen (levens en zielen). En vandaaruit en daaromheen op kerk en samenleving, gezin en school.
De Driestar was een school van en voor deze gezindte. Verbondenheid met deze gezindte en kerken werd vanzelfsprekend geacht; zo wilde men schoolklimaat en geestelijk klimaat gestempeld zien. Vandaaruit stond men in het leven en wilde men verantwoordelijkheden vervullen.
Mensen als Kuijt en ook Kersten achtten praktische doorwerking van het Woord nodig in alle opzichten. Iedereen dient de zonde te verlaten en te mijden en het goede spoor van Gods geboden te gaan. Dat zijn feitelijk toch theocratische noties. Zeker, ze werkten maar ten dele door. Maar werden wel bedoeld.
Daarbij is altijd eigen aan deze gezindte geweest: sterke nadruk op de persoonlijke toe-eigening van het heil en de vragen daaromheen. God moet in Zijn hoogheid en heerlijkheid getekend worden en de mens in zijn vijandige en schuldige doodstaat. En tegelijk is er de klem van de verantwoordelijkheid. Het werk van Gods genade in Christus krijgt een centrale plaats. Vanuit het welbehagen des Heeren in Christus. Met de persoonlijke toepassing in de weg van levendmaking, ontdekking en innerlijke geloofsbekendmakingen van het heil in Christus.
Een leerling op de school van Woord en Geest wordt arm. Dan worden Christus en Zijn werk doorleefde noodzaak. Dat wordt praktijk in de weg van daadwerkelijke geloofs(be)oefening; en van ootmoedig en afhankelijk wandelen in de vreze des Heeren. Waar dit de prediking en het leven werkelijk stempelt, daar is eeuwigheidsbesef, heiligheidsbesef en distantie van de wereld. Dan wordt benadrukt een leven in de vreze des Heeren. Waarbij men graag de kinderen en de jongeren wenst mee te nemen in dit spoor.
Naar mijn stellige gedachte kwam de kern van genoemde (en andere) voormannen in feite op vanuit zulk een geestelijk getoonzette innerlijke overtuigingskracht. Men zag de Bijbelse noodzaak om jonge mensen, gezinnen, ‘de gezindte’ te vormen vanuit Gods Woord en de gereformeerde belijdenis in de weg van de vreze des Heeren. Men bedoelde niet een zuil te bouwen.
Men waardeerde de historie en de gezindte (mijns inziens een beter begrip dan zuil) zeer. Wist zich er wezenlijk één mee. Stond er ook helemaal in. Maar het ging hen toch niet om die gezindte op zichzelf. Het ging om de vreze des Heeren. Die moest doorwerken in persoonlijke levens, gezinnen, scholen, kerken en samenleving.
Wanneer bijvoorbeeld naar ds. Kersten gekeken wordt, is te begrijpen dat de zuilgedachte naar voren komt. Toch is hierbij ook ten aanzien van hem en zijn werk mijns inziens enige nuance op zijn plaats. Juist in het licht van andere, diepere bedoelingen. Het ging hem niet om de groep op zich. Kersten zag ernstige geestelijke gevaren en verkeerde ontwikkelingen, met name ook in de neogereformeerde wereld. En bestreed deze. Hij waarschuwde. En vooral wilde hij bouwen; en aangeven wat het wel is. In lijn met de nadere reformatoren.
Ook bij Kersten waren het behoud van zielen en de doorwerking van Gods Woord hoofddoel. De gezindte was daarbij denkelijk meer nevendoel, eventueel en mogelijk soms zelfs middel.
Ten slotte, de historie is tot lering. Ook de historie van de gezindte. Opdat wezenlijke zaken bewaard en bedoeld mogen worden.
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente te Krimpen aan den IJssel en voorzitter van de VGS (landelijke Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs). Dit artikel is een bewerking van een gedeelte uit de lezing die ds. Mulder vorige week dinsdag hield bij de presentatie van het boek ”Wordt een heer!”.