Het levensverhaal van Feike ter Velde
In de huiskamer klinkt zacht Classic FM. Een schilderijlamp beschijnt een stillleven aan de muur. Op tafel ligt het eerste exemplaar van zijn boek dat morgen verschijnt: ”Alles is geloven!”, een bundel verhalen uit het leven van Feike ter Velde.
Zeewolde, op een grijze woensdagmorgen. Lange rijen huizen, strak, geordend, keurig en overzichtelijk. Het leven van Feike ter Velde, ooit perschef van de Evangelische Omroep en hoofdredacteur van Het Zoeklicht, is minder overzichtelijk dan de plaats waar hij woont.
„Ik ben gek op de polder, op dit weidse land, op de prachtige luchten en de vergezichten. Hier is alles even mooi. Ik houd niet van bossen en bergen. Die zijn wel mooi, maar ze benauwen me ook. Ik wil ver weg kunnen kijken.”
Zijn boek ”Alles is geloven!” begint bij vroeger, bij het thema ”Hongerwinter”, het eindigt in het heden, bij het thema ”Hoogmoed”. In de eerste regels gaat het over zijn ouders, over zijn moeder die ’s morgens in een halfdonkere woonkamer met een krant en wat houtjes de kachel probeert aan te maken, en over zijn vader, van wie Feike langzaam maar zeker voorgoed vervreemdde.
De laatste regels gaan over zijn relatie met zijn oudste zoon, Peter, die hem recent de spiegel voorhield van een dominant vaderschap. „Bijna was ik Peter kwijt. Heel indringend ben ik gaan begrijpen wat de laatste tekst uit het Oude Testament zegt: „En hij zal het hart der vaderen tot de kinderen wederbrengen, en het hart der kinderen tot hun vaderen.” Nu weet ik pas wat er precies in die laatste tekst van Maleachi staat.”
Tijdens het gesprek blijft Classis FM aan. „Ik ben groot geworden met muziek, met Bach vooral. Mijn vader en mijn moeder –zij heeft nog orgelles gehad van Jan Zwart–, ze zongen beiden op de Bachvereniging in Zaandam. Zij was sopraan, hij tenor. Door hen heb ik Bach leren kennen.”
Om eerlijk te zijn: als tiener vond Feike de Italiaanse opera zeker zo mooi als de barok van Bach. „De opera, dat grote zingen, de beroemde sopranen en tenoren uit de hele wereld. Op mijn zeventiende ben ik een keer stiekem naar de stadsschouwburg aan het Leidseplein in Amsterdam gegaan. Daar zongen ze La Traviata van Verdi. Fantastisch vond ik dat. Dat kon natuurlijk niet als je gereformeerd was, maar omdat we niet van voetbal hielden, mochten we wel naar de opera luisteren.”
Met zijn vader had Feike ter Velde weinig conflicten. „We hadden nooit ruzie, maar we hadden ook geen band met elkaar. Heel ongemerkt is er tussen hem en mij een kloof ontstaan, waarvan ik pas veel later de pijn ben gaan ervaren. Moeder overleed op jonge leeftijd, in maart 1960, aan darmkanker, waarna vader hertrouwde, in Friesland ging wonen, en vervolgens scheidde. Mijn militaire diensttijd bracht ik als vrijwilliger door in Nieuw-Guinea. Gaandeweg verloor ik hem uit het oog. Toen mijn vader 62 jaar was, hoorde ik dat hij nauwelijks een dak boven zijn hoofd had. Wij wisten daar niets van.”
Het gezin behoorde in Zaandam tot de gereformeerde kerk. „Het was moeder die mijn vader bij de kerk hield. Zij was de enige die in staat was hem kerkelijk bij de hand te nemen en hem te leiden. Na haar dood raakte hij van de kerk weg. Hij zei een hekel te hebben aan het vrome gepraat van de gereformeerden. Het geloof bleek hem niets te zeggen, terwijl ik in die tijd op de EO-televisie tegen iedereen wilde vertellen dat God mensen veranderde.
Het laatste wat mijn vader tegen me heeft gezegd was: „Ik hoop dat je je hoogmoed nog eens kwijtraakt.” Ik was toen 47 jaar en begreep er niets van.”
Tijdens een studieverlof in Amerika kwamen vaders woorden als in een film weer terug. „Ik zag opeens hoe vaders leven was geweest. Hij verloor al vroeg zijn ouders. Toen de jaren dertig. De crisis. Werkloos geweest. Een kind overleden aan hersenvliesontsteking. De oorlog. Als verzetsman op de vlucht. Honger. Armoede. En toen was ik er opeens ook. Als in een film heb ik vaders verdriet leren kennen, en heb ik mijn emotionele afwezigheid beseft. Het feit dat hij er altijd wel voor mij was geweest, maar ik niet voor hem, dat heeft hij gezien als mijn hoogmoed. Opeens was ik eruit.
Die ervaring werd mijn grootste overtuiging van zonde. Het was zó erg dat de Bijbel voor mij dicht ging, de hemel zat op slot, en alles was zwart, drie dagen lang, terwijl ik toch op 24-jarige leeftijd een levend gelovige was geworden. Ik stond opeens in een volstrekt verloren staat voor God, in de meest diepe zin van het woord.”
Het is niet op tijd goed gekomen tussen zijn vader en hem. „Pas twee jaar na mijn vaders overlijden werd ik van de kwellende herinneringen verlost. Op een nacht droomde ik. Ik liep met mijn vader weer door Zaandam, langs de provinciale weg die we beiden zo goed kenden. Vader sloeg zijn arm om mij heen, dat had hij nooit gedaan. Zo liepen we daar samen, totdat mijn vader ergens bij een voordeur aanbelde en naar binnen ging. Toen de deur in het slot viel, werd ik wakker, en wist meteen: Nu is het goed.”
Wat kon u daar in theologisch opzicht mee?
„Helemaal niets. Maar er was in mijn hart wel iets veranderd, ik had mijn vader terug, ook al was het te laat. En diezelfde avond hoorde ik op de televisie een vrouw met een prachtige stem Psalm 139 zingen: „Gij doorgrondt en kent mij. Gij kent mijn zitten en mijn opstaan. Gij verstaat van verre mijn gedachten en met al mijn wegen zijt Gij vertrouwd.” Ik was er helemaal stuk van.”
Zou u nog graag eens met uw vader spreken?
Vol emotie: „Ja nou.”
En zachter: „Maar het kan niet meer.”
En dan: „Wij hadden vroeger nooit echt gepraat samen, geloof ik. Het ging altijd wat stuntelig. Er was altijd iets van spanning tussen ons. Wat zou ik het nog eens graag met hem willen hebben over hoe dat allemaal had kunnen gebeuren, tussen hem en mij.”
In het synodaal gereformeerde klimaat van Zaandam kon Feike ter Velde zijn draai niet vinden. „De hervormden waren veel aardiger dan de gereformeerden, vond ik. Ik was nog maar elf jaar, toen ik zondags in de kerk om me heen keek en dacht: „Volgens mij zit hier niemand die gelooft wat de dominee vertelt. En die dominee gelooft zelf ook niet wat hij daar staat te preken. Iedereen praatte elkaar wat na, en niemand kon me vertellen wat het christelijk geloof nu precies was. En wie God was, wist ook niemand.”
Feike ter Velde werd er recalcitrant van, zegt hij nu zelf. „Op catechisatie probeerde de dominee uit te leggen wat de uitverkiezing was, waarop ik opeens zei: „Daar geloof ik helemaal niks van.” De dominee liep rood aan en ik moest onmiddellijk de gang op, maar ben direct maar doorgelopen, de kerk uit, naar huis.”
Sedertdien heeft u het gehad met de gereformeerde leer.
„Niet met de leer, hoewel ik nooit iets in de kinderdoop heb gezien. Van de gereformeerde interpretatie van de Bijbel heb ik in mijn jeugd al wel afscheid genomen. In de jaren zestig raakte ik ook nog eens in conflict met de moderne theologie en met de vrijzinnigheid die de Gereformeerde Kerken waren binnengeslopen. De vastheid in het geloof vond ik in Driebergen op Bijbelkringen van ds. W. Glashouwer, mijn goede vriend en mijn geloofsmakker, de latere voorzitter van de EO. Pas daar ging de Bijbel echt voor mij open. Willem Glashouwer zei altijd: „Blijf in je eigen kerk en verroer je daar zo veel mogelijk. Welnu, dat heb ik gedaan, zo lang mogelijk.”
In 1995 nam Ter Velde afscheid van de Gereformeerde Kerken. „We leefden keurig mee, gaven de tienden van alles, deden wat de Bijbel van ons vroeg, maar het geloofsleven daar kon mijn hart niet meer vervullen.”
Ter Velde raakte geboeid door evangelische kringen, sloot zich aan bij een grote evangelische gemeente in Zeewolde. Die scheurde echter middendoor, waarna Ter Velde tot op de dag van vandaag deel uitmaakt van de overgebleven rest ervan.
Ook in evangelische kringen leven de mensen buiten het paradijs.
„In die scheuring zag ik ook de gebrokenheid van de evangelische beweging. Het was heel erg.”
Wat hebben evangelischen wél wat voor u gereformeerden kennelijk niet hebben?
„De oprechte beleving van het geloof. Laten we die twee werelden niet tegenover elkaar zetten, maar de geloofsbeleving in vrije groepen spreekt mij wel meer aan dan de onbewogen en rationele manier waarop gereformeerden naar de Bijbel luisteren. Wat gereformeerden niet hebben, kunnen ze vaak van evangelischen leren. Maar andersom is het ook waar. Want evangelischen drijven nog wel eens mee op hun persoonlijke emotie en op de ervaringen van Jan en alleman. Vluchten in ongrijpbare religieuze belevingen heeft mij nooit aangesproken. Geef mij maar een goed stuk theologie. Zo houd ik van Calvijn. Daar ben ik diep van onder de indruk, zo diep doordacht is dat. Dat trekt mij meer aan dan allerlei individuele spiritualiteit, of hoe dat ook heten mag.”
Met zijn vrouw Wil kreeg Ter Velde vier kinderen. De eerste was Peter, geboren in december 1964. „Hij was ons alles. De eerste dagen moest hij de couveuse in. Hij was zo klein en zo kwetsbaar, huilde en bibberde, en ik huilde ook.”
In zijn puberteit werd Peter steeds stiller. „Pas vorig jaar heb ik begrepen dat hij in ons gezin aan het vereenzamen was. Hij had zijn wereldje bij ons, maar ook een wereld zonder ons, met popmuziek van Black Sabbath en Kiss. Dat kon ik niet verdragen, het was mij een doorn in het oog. Ik was nogal zwart-wit in mijn denken en loste dat probleem op mijn eigen manier op, heel dominant dus. Ik pakte zijn bandjes af en er werd niet meer over gepraat. Wat overbleef waren boosheid en heel veel stilte. Bij mij was iets goed of fout, licht of duisternis, God of satan.”
Eind 2011 bracht zoon Peter zijn eigen verhaal naar buiten, in het semiautobiografische boek ”De vader en de zoon”. Het was het relaas van een tiener die leefde in de verdrukking van zijn eigen goedbedoelende, zeer beginselvaste vader.
Ter Velde: „Op een gegeven ogenblik kwam Peter bij me met zijn boek, en zei: „Hier pa, lees maar.” Heftig confronteerde hij me met wat ik zelf zag als mijn falende vaderschap. Hij had nooit echt met mij durven praten.”
Met de ogen vol tranen: „Het boek heb ik in één ruk uitgelezen, met soms verstikkende momenten van schuldgevoelens, onmacht en verdriet. Ik moest weglopen om mezelf te hervinden en de brokstukken bij elkaar te brengen. Het was een zware tijd. Voor Peter en voor mij.”
Twee zondagavonden lang werd er gepraat in huize Ter Velde. Ter Velde wijst aan: „Peter zat daar. Ik hier. Een van onze jongere zoons leidde het gesprek. Het was heel confronterend. Hij wilde mij niet kwetsen. Ik zag de pijn op zijn gezicht.”
Dat moet erg zeer hebben gedaan.
„Ontzettend zeer. Ik kan niet zeggen hoe zeer. Na de eerste zondagavond heb ik een hele week nodig gehad om echt te beseffen wat er met ons gebeurde. Dat zoiets in ons warme gezin had plaats kunnen vinden. Dat je eigen kind onder je ogen aan het vereenzamen was. Het gaf verstikkende gevoelens, onmacht en verdriet.”
Tussen Feike ter Velde en zijn vader kwam het in het leven niet meer goed. Tussen Feike ter Velde en zijn zoon wel. „Ik heb mijn zoon Peter niet verloren. En Peter heeft zijn vader niet verloren. We hebben er samen om gehuild.”
Dan is er nog iets. Peter nam afscheid van het christelijk geloof. „Ik vind dat heel erg. Hij is de eerste die ik iedere morgen in mijn dagelijks gebed bij de Heere breng. Elke dag bid ik voor hem, of hij de Bijbel weer gaat lezen. Maar, daar ga ik niet over. Plotseling ben ik dan toch wel weer ouderwets gereformeerd, want het is God Die verkiest.”
Levensloop Feike ter Velde
Feike ter Velde werd op 10 november 1940 geboren in een gereformeerd arbeidersgezin in Zaandam. In 1971 trad hij in dienst bij de Evangelische Omroep, waar hij televisieprogramma’s maakte, zoals ”God verandert mensen” en ”Mag ik eens met je praten?”. Jarenlang was Ter Velde hoofdredacteur van Het Zoeklicht, het blad dat was opgericht door Johannes de Heer. In november 2000 ging hij op 59-jarige leeftijd met de VUT.
Ter Velde woont met zijn vrouw in Zeewolde. Ze behoren daar tot een evangelische gemeente. Samen hebben ze vier kinderen en dertien kleinkinderen. Morgen verschijnt zijn boek ”Alles is geloven!”