Voorkom dat VN-orgaan zeggenschap krijgt over internet
Mogelijk krijgt de International Telecommunication Union (ITU), een VN-orgaan, binnenkort de zeggenschap over internet. Een slecht idee, vindt Benjamin Livestro.
In amper twintig jaar tijd is internet van een hobby van enkele bevoorrechten uitgegroeid tot een voor velen absoluut onmisbaar onderdeel van het dagelijks leven. Het monopolie op de brede uitwisseling van kennis ligt niet langer bij overheden, uitgevers en bedrijven maar bij de mondige burger, waar ook ter wereld.
Het begrip vrijheid heeft op het wereldwijde web een nieuwe dimensie gekregen. Dat werd perfect zichtbaar in de Arabische lenterevoluties, die zonder uitwisseling van kennis op een vrij internet onmogelijk waren geweest. Het vrije internet maakte het mogelijk dat een Egyptische manager van internetreus Google via zijn Twitteraccount kon uitgroeien tot onofficiële woordvoerder van de volksopstand in de Arabische wereld.
Bedreigd
Slechts weinigen zijn ervan op de hoogte dat diezelfde internetvrijheid momenteel wordt bedreigd. In december komt de ITU, het VN-orgaan dat zich bezighoudt met telecommunicatie, bijeen in Dubai. De bijeenkomst wordt aangekondigd als „de uitgelezen kans om internet radicaal te veranderen.”
Het is een understatement van formaat. Als de voorstellen die daar op de agenda staan daadwerkelijk worden aangenomen, zou de ITU na december de heersende macht over internet kunnen worden. Alle beslissingen die betrekking hebben op technische ontwikkelingen, overeenkomsten en regels zullen dan eerst door het VN-orgaan moeten worden goedgekeurd.
Dit zou het einde betekenen van het succesvolle bottom-upmodel van open, transparante en deelnamegerichte sturing van internet door een veelheid aan diverse actoren die allen nauw betrokken zijn geweest bij de ontwikkelingen en de groei van internet.
Wantoestanden
De ITU-moties zouden niet alleen leiden tot verregaande centralisatie van besluitvorming over het web, ze zouden ook de feitelijke macht leggen bij staten die bepaald geen vriend zijn van de verdere vrije ontwikkeling ervan. Beslissingen die vrijheid, innovatie en economische groei aangaan, zullen worden genomen in een forum waarin wordt gestemd door nationale overheden op basis van een ”één staat, één stem”-model.
Het vaststellen van internationale principes en rechten om netwerkgebruikers te beschermen is één ding. Het wordt een heel ander zaak als staten en staatsbedrijven die de communicatienetwerken in een land beheren, de macht krijgen om het internetverkeer aan banden te leggen door de toegang tot en de beschikbaarheid van informatie te reguleren. Het opent de deur naar allerlei wantoestanden die we liever moeten vermijden.
Op zijn best creëren de moties een herhaling van het fiasco van de VN-Mensenrechtencommissie, waarin dictaturen als Cuba, China en Iran moties aannemen over het vermeende gebrek aan vrijheden in westerse landen zonder ooit een woord te wijden aan de evidente misstanden in eigen land.
Waarschijnlijker (en daardoor ook veel dreigender) is het scenario waarin we deze landen ook daadwerkelijke invloed geven over de regulering van internet – in eigen land en daarbuiten. De moties moeten dan ook van tafel.
Handvest
De ITU moet zich beperken tot het faciliteren van wereldwijde toegang tot telecommunicatiediensten die competitief, efficiënt en effectief zijn. Ze kunnen er daarbij eventueel voor kiezen de heersende principes, die de telecommunicatiewereld in de voorbije twee decennia hebben getransformeerd, vast te leggen in een nieuw handvest. Dat handvest zou gebaseerd moeten zijn op vrije toegang voor burgers en aanbieders tot een markt die wordt overzien door onafhankelijke toezichthouders.
Dat zou de voortgaande ontwikkeling van het web garanderen en de vrije toegang garanderen voor het overgrote deel van de wereldbevolking. Alleen dan kan internet zich in vrijheid blijven ontwikkelen.
De auteur is voorzitter van Stichting Belastingbetalers.nl en is betrokken bij het initiatief Open Internet.