Opinie

Visie van drs. Toes op vorming hol en ontluisterend

De visie van drs. Toes (RD 20-11) op vorming is hol en ontluisterend, reageert dr. Jos de Kock.

26 November 2012 18:53Gewijzigd op 15 November 2020 00:28
Foto Dirk Hol
Foto Dirk Hol

„Deze visie op (christelijke) vorming is hol en ontluisterend.” Zo becommentarieerde ik donderdag op Twitter de opiniebijdrage van drs. Toes. Dat was scherp en vraagt om uitleg. Ik werp een heel aantal vragen op. Gebrek aan antwoorden op die vragen maakt het pleidooi van Toes tot een raadselachtig verhaal waarmee opvoeders het bos in worden gestuurd.

Toes pleit voor het herstel van gezagsrelaties in gezin, onderwijs en kerk. Een gezagsrelatie waarbij sprake is van een duidelijke hiërarchie: de oudere generatie legt de wil op aan een jongere generatie: paternalistisch noemt Toes dat. Dat is een kwestie van je verantwoordelijkheid nemen.

Waarom is deze visie op (christelijke) vorming hol? Omdat het nergens over gaat. Scherper nog: het gaat nergens om. Aan wie of wat zou de opvoeder zijn of haar gezag moeten ontlenen? Ik lees er niets over in het pleidooi van Toes. Duidelijk is wel dat het zou moeten gaan om het opleggen van de wil van de opvoeder. En wat is die wil? Ook hier zwijgt Toes.

Andere vraag: waartoe dient het gezag van de opvoeder? Anders gezegd: met het oog op welk doel moet de opvoeder zijn of haar verantwoordelijkheid nemen? Toes zegt daar heel kort iets over: „Het zal moeten gaan om een herstel van de gemeenschap van het gezin, om het aanleren van discipline en fatsoen. Om moed, om het vertellen van het verhaal.”

Maar ook hier een vraag: welk verhaal moet worden verteld? Wat heeft dat met discipline en fatsoen te maken? Niets mis met een verhaal, met discipline en met fatsoen. Maar waar gaat het over? Hol dus.

En waarom is de visie van Toes ontluisterend? Omdat zijn visie op (christelijke) vorming gebaseerd is op een aantal zwakke analyses die geen recht doen aan de praktijk van de (christelijke) opvoeding. Ik zie ten minste drie van deze zwakke analyses.

De eerste. Doordat docenten, predikanten en andere gezagsdragers in de woorden van Toes „diepe buigingen maken om jongeren te bereiken” wordt een onverantwoordelijke houding van deze opvoeders versterkt.

Die stelling lijkt me niet juist. Is het zo raar dat opvoeders dicht bij het leven en hart van kinderen en jongeren wensen te komen? Je kunt daar van alles van vinden, maar niet dat het een onverantwoordelijke houding van de opvoeder in de hand werkt. Dan doe je geen recht aan oprechte pogingen van opvoeders een nieuwe generatie groot te brengen.

De tweede. De kerken moeten meer moeite doen om de jeugd in het gareel te houden, aldus Toes. Hij voegt daaraan toe: „De autoriteit van de predikant staat niet bij voorbaat vast.” Hoe komt het dat de autoriteit van de predikant niet bij voorbaat vaststaat? Is dat erg? Wat heeft dat te maken met de kennelijke moeite om de jeugd in het gareel te houden? Wat is dat, de jeugd in het gareel houden? Is dat soms hetzelfde als de jeugd de wil van de opvoeders opleggen?

Waarom spreekt Toes over christelijke vorming in de kerk in termen van de autoriteit van predikanten en kerkleden in het gareel houden? Ik vraag mij af of dit vocabulaire recht doet aan waar het in de geloofsopvoeding in de kerk om draait.

De derde. In kerk en onderwijs zou volgens Toes een pedagogiek van infantilisering centraal staan: „Kinderen moeten voortdurend worden gemotiveerd, de lesstof moet worden aangepast, alles moet relevant en toegankelijk zijn.” Ik zal niet ontkennen dat er praktijken zijn die te weinig verwachting hebben van de capaciteiten van kinderen en jongeren. Maar in de meeste gevallen wordt er door opvoeders met goede redenen gezocht naar relevantie en toegankelijkheid van datgene dat waardevol geacht wordt in de geloofsgemeenschap door te geven. Daar zijn ook hele goede godsdienstpedagogische redenen voor aan te voeren. Daar gaat Toes mij veel te eenvoudig aan voorbij.

Tot slot vind ik Toes’ visie ontluisterend omdat hij goochelt met wat hij noemt ‘mensenverstand’. Met dat mensenverstand is Toes in staat een gezagscrisis aan te wijzen. Maar vraag Toes niet hoe lang deze duurt: „De gezagscrisis kán heel lang duren. Alleen God weet hoelang deze crisis aanhoudt. Ons mensenverstand is hiervoor te beperkt.” Daarmee trekt hij zijn betoog op een discutabele wijze in een sfeer van onaantastbaarheid. Ik hoop werkelijk niet dat dit is wat Toes bedoelt met gezag en verantwoordelijkheid nemen.

De auteur is docent aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) en medewerker van het onderzoekscentrum voor Jeugd, Kerk en Cultuur van de PThU.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer