Onderwijs & opvoeding

Drs. N. C. van Velzen zoekt naar verbinding

Nico van Velzen is een bruggenbouwer. Hij leerde zijn studenten over kerkmuren heen te kijken, maar ook om alles in het leven te zien in het licht van Gods Woord.

Enny de Bruijn

23 November 2012 19:01Gewijzigd op 15 November 2020 00:26
Van Velzen. Foto RD, Henk Visscher
Van Velzen. Foto RD, Henk Visscher

De voormalige directeur van de Evangelische Hogeschool (EH) heeft een veelzijdige loopbaan achter zich: onderwijzer, docent Nederlands, journalistiek en communicatiewetenschap, rector van een scholengemeenschap, hoofdredacteur van het blad Bijbel en Wetenschap, ouderling in de hervormde gemeente van Barneveld, en nog altijd betrokken bij het werk van de diaconessen in Amerongen en bij de Familievereniging De Hartenberg.

Hij is een dankbaar mens. „Ik kijk met grote dankbaarheid terug op mijn leven. Natuurlijk heb ik moeilijke dingen meegemaakt en problemen gehad, maar het is bijna nooit zo hevig geweest dat ik er ontmoedigd of depressief van raakte. Juist onder zulke omstandigheden is het nodig dat je weet dat je leven geleid wordt.”

Hebt u daar nooit aan getwijfeld?

„In mijn vroegste kinderjaren, tijdens de bombardementen op Rotterdam en tijdens de Hongerwinter, heb ik dingen mee­gemaakt waarvan ik toen al wist: dat kan alleen de Heere maar doen.”

Wat voor dingen?

„Bij de razzia van 10 november 1944 is mijn vader opgepakt, mijn moeder bleef met mijn zus en mij achter – en probeerde toen met ons bij kennissen in Rouveen te komen. Lopend, een afstand van 170 kilometer. Toch waren we er binnen twee dagen. Toen we in Utrecht op de Neude stonden te bibberen van de kou, kwam er een vrouw die zei: Jullie kunnen wel bij mij blijven slapen. En de volgende dag, toen we goed en wel Utrecht uit waren, stopte er een Duitse vrachtwagen om ons mee te laten rijden naar Zwolle. Mijn moeder was heel bang, maar alles ging goed, we kwamen veilig in Rouveen. Ik heb daar nog op school gezeten. Mijn vader werd geïnterneerd in Wageningen, aan het front, waar hij zich ontfermde over Frans Mallan – de latere predikant, toen 16 jaar oud. Uiteindelijk wist hij weg te komen uit het kamp en zich bij ons te voegen.”

Hoe waren uw ouders?

„Heel eenvoudige mensen, ze hadden allebei niet meer dan lagere school. Maar ze hadden een soort Bijbelse wijsheid, waar ik met dankbaarheid aan terugdenk.”

U lijkt een mens met een dankbaar karakter.

„Ik heb voor een groot deel het karakter van mijn moeder, denk ik. Zij wilde altijd conflicten sussen, ze hield ons voor dat je beter de minste kon wezen, dat je moest proberen het goede te zien in de dingen en de mensen. Ze leerde ons ook relativeren. Het conflict tussen ds. Kok en dr. Steenblok is destijds dwars door ons gezin heen gegaan. Mijn moeder zei vaak: Hou er maar over op, dat begrijp ik niet en dat hoef ik ook niet te begrijpen.”

In hoeverre heerste er een bevindelijk klimaat bij u thuis?

„Mijn vader kwam in 1929 vanuit Zeeland naar Rotterdam, maar toen de crisis toesloeg stond hij op straat. Tot 1940 was hij werkloos en moest hij stempelen. Van huis uit was hij hervormd, en in zijn jonge jaren werd hij socialist. Maar doordat hij in contact kwam met iemand uit de Gereformeerde Gemeenten is hij tot verandering gekomen. We gingen daarna naar de kerk bij ds. Lamain in Rotterdam-Zuid. Later heb ik van ds. Van Dam veel geleerd.

Mijn vader kocht graag oude schrijvers, en daarin zat hij veel te lezen. Rond 1975 zijn mijn ouders in Barneveld komen wonen en hervormd –op gereformeerde grondslag– geworden. Op z’n zeventigste ging mijn vader voor het eerst aan het avondmaal. Hij vond het heel erg dat hij vroeger socialist geweest was. Toen hij stierf zei hij: „Opa gaat naar ’t Vaderhuis. Als het voor Frans van Velzen kan, kan het voor iedereen.” Dat is iets om nooit te vergeten.”

Hoe kwam het dat u onderwijzer werd?

„Mijn vader kwam uit een groot gezin, studeren was er niet bij. Maar voor mij hebben mijn ouders met dubbeltjes en kwartjes een hele reeks boeken bij elkaar gespaard. „Als je wilt studeren, moet je boeken hebben”, zei mijn moeder. Ik wou onderwijzer worden en ging eerst naar de mulo –daar kreeg je de boeken gratis in bruikleen– en daarna naar de hervormde kweekschool. Niet naar de Driestar, dat was te duur voor ons.”

U hebt voor de klas gestaan op de lagere en de middelbare school, college gegeven aan studenten – geen wonder dat u bekendstaat als een echte onderwijsman.

„Geef mij een krijtje, een bord en een groep mensen voor m’n neus, en ik kan zo een verhaal vertellen.”

Vindt u het Nederlandse onderwijs in de loop van de jaren erg veranderd?

„Ik zie wel een ontwikkeling, in sommige opzichten positief, in sommige negatief. Mijn kleinkinderen zijn beter in Engels dan ik ooit geweest ben, en ze kunnen ook beter omgaan met media en technologie. Maar ik heb moeite met de moderne aanpak, ik ben van de oude stempel. Een goed leerplan, duidelijke doelen, en gewoon het nodige uit je hoofd leren. Inzicht kun je pas hebben als je iets hebt om in te kijken.”

Die visie komt vandaag weer wat terug.

„Gelukkig wel, net als het klassikale onderwijs. Maar ik ben wel blij dat ik nu niet meer voor de klas sta. De kinderen zijn onrustiger dan vroeger, en bovendien: ik had altijd moeite met discussiëren en in groepjes werken, dat houdt de zaak maar op. In de kerk ook. Toen ik onlangs moest invallen op de Bijbelkring heb ik meteen gezegd: „Ik werk niet in groepjes, ik hoor de vragen liever direct.” En dat ging prima.”

Hoe kijkt u vandaag naar het christelijk en reformatorisch onderwijs?

„Men steunt te makkelijk op subsidies. Ik heb op de EH geleerd hoe je met giften veel van de grond kunt krijgen, dat is een aandachtspunt voor schoolbesturen en -directies vandaag. En, heel belangrijk: leerplannen ontwikkelen op grond van je identiteit. Als je het rijksleerplan gewoon overneemt, waar blijft dan je eigen karakter?”

U werkte begin jaren zeventig als neerlandicus aan de VU en wilde een dissertatie over Jan Luyken schrijven. Hoe kwam het dat uw carrière een andere kant opging?

„Daar waren verschillende redenen voor. Ik had te maken met de studentenrevoluties, de bezettingen en dergelijke. Ik dacht: Dien ik hier het christelijk onderwijs nog wel? Daar kwam bij dat ik uit een arbeidersmilieu kwam en me in sommige situaties niet goed thuis voelde. Daarom heb ik in Barneveld gesolliciteerd, op wat nu het Johannes Fontanus College heet. Ik had nog wel de ambitie om een proefschrift te schrijven, maar daar is uiteindelijk niets van gekomen. Het waren zware jaren, ook in ons gezin. Onze derde zoon, Laurens, nu 37 jaar, is verstandelijk gehandicapt. Hij ziet er heel gewoon uit, maar hij kan niet praten, is incontinent, en kan vrijwel niets. Gelukkig is het geloof voor mijn vrouw en mij een grote steun gebleven.”

Bent u nooit opstandig geweest?

„Ik heb geleerd om God niet van alles de schuld te geven, al komen de waarom­vragen soms wel bij je op. Maar je leert zulke dingen in Gods hand te leggen. Elke week gaan we naar De Hartenberg, waar Laurens woont. Ik ben daar al jaren met plezier voorzitter van de familievereniging.”

U hebt altijd de wereld van de wetenschap willen verbinden met het geloof.

„Als de Bijbel het gezaghebbende Woord van God is, dan geldt dat ook op het terrein van de wetenschap.”

Toch blijft het Schriftgezag het cruciale punt in veel discussies.

„We benaderen de kwestie van het Schriftgezag vaak veel te rationalistisch. Met een citaat van Martinus Nijhoff zeg ik: „Want iedereen blijven Gods woorden vreemd, behalve hem die ze van God zelf verneemt.” Als ik Gods Woord lees, dan ervaar ik dat gezag. Dat ís er.”

Maar daarmee is de spanning tussen weten­schap en geloof nog niet opgelost. Hoe hou je die twee werelden bij elkaar?

„De enige oplossing is gehoorzaam buigen onder het gezag van de Schrift. Een lutherse predikant leerde me: Ga eerst in het oratorium –de gebedsruimte, de binnenkamer–, dan in het laboratorium. Dat is de manier waarop gelovige wetenschappers te werk moeten gaan. Maar ons probleem is vaak dat we alleen zéggen dat de Geest het moet doen – en intussen maken wij de schema’s.”

U houdt niet zo van schema’s?

„Je bereikt niets met lijstjes van voorschriften en regels. Het gaat erom dat je leert nadenken, en dat je je daarbij afhankelijk weet van God.”

Binnen de gereformeerde gezindte zijn er volop meetlatten en hokjes. Hoe moeilijk is het om binnen die context eerlijk te zijn?

„Ik vind het wel begrijpelijk dat mensen de regels graag zwart-op-wit hebben. Dit mag wel en dat mag niet. Het is makkelijk om daarin mee te gaan. Toch heb ik, bijvoorbeeld als het ging om mediagebruik, altijd een andere houding bepleit. Geen radicale afwijzing van televisie, internet of wat dan ook, maar kritisch en selectief gebruik. Als je door de Geest geleid wordt, mag je toch hopen dat je ook als kind van het licht mag wandelen.”

Waar liggen voor u grenzen?

„Waar iets uitdrukkelijk tegen de wil van God ingaat. Maar ook: waar je geweten gaat spreken. Niets is gevaarlijker dan dingen tegen je geweten doen. Maar op dat punt zijn niet altijd voor iedereen geldige regels te geven. De een kan iets wél verantwoorden voor zijn geweten, de ander niet – Paulus erkent dat, en daarin zie je zijn wijsheid.”

U staat bekend als een bruggenbouwer.

„Ik heb een hekel aan scherpslijperij. Wanneer je als mens uit genade mag leven, heb je geen reden om anderen te veroordelen. Als ik vroeger met studenten de kerkelijke kaart van Nederland behandelde, deed ik dat zo mild mogelijk ten opzichte van alle groepen en kerken – inclusief de Rooms-Katholieke Kerk. Daar sta ik nog steeds achter. Hoeveel dingen veroordelen we niet, zonder dat we weten waar het over gaat? Maar al te vaak wordt het een wedstrijd wie het meest rechtzinnig is. De harde koppen van de theologen zijn in het verleden helaas vaak de oorzaak geweest van scheuringen in de kerk.”

Conflicten in de kerk zijn toch niet altijd te vermijden?

„Ook al ben je het soms niet met elkaar eens, dan kun je nog als broeders en zusters met elkaar omgaan. Het is zonde, als je dat niet doet. Ik vind veel gezangen prachtig en wil ze best in de kerk zingen, maar als anderen dat niet willen, dan niet.”

U bent kort na uw huwelijk hervormd geworden.

„Binnen de gereformeerde gemeente had ik problemen met dogmatische punten die wat mij betreft aan geen buitenstaander uit te leggen waren. Ik had veel geleerd van Kuyper en Bavinck, en in mijn eigen kerk werden die zonder meer veroordeeld als mannen van de veronderstelde weder­geboorte. Dat vond ik jammer. We hadden een goed afscheidsgesprek en de ouderlingen begrepen onze overwegingen ook wel.”

Hoe is het om lid te zijn van een hervormde gemeente?

„Hier in Barneveld hebben we het prima naar onze zin. De Protestantse Kerk in Nederland als geheel komt op mij intussen vaak slap over. Dat heeft misschien met mijn achtergrond te maken. Maar ondanks alle gebreken probeer ik het zo te zien: het is God Die Zijn Kerk in stand houdt, wereld­wijd, al is dat misschien op een andere manier dan wij zouden willen. Laat ik het zo zeggen: ik ben hervormd en voorts ben ik –zoals Psalm 119 zegt– een vriend en metgezel van allen die Gods Naam ootmoedig vrezen. Als iemand met liefde over God en Zijn dienst spreekt, springt de vonk over.”


Levensloop Nico van Velzen

Drs. N. C. (Nico) van Velzen (Rotterdam, 1936) haalde na de kweekschool de akten Nederlands mo A en B en zijn doctoraal. Hij werkte in het lager en middelbaar onderwijs in Rotterdam, werd daarna wetenschappelijk medewerker aan de Vrije Universiteit, rector van het Johannes Fontanus College in Barneveld, directielid van de Evangelische Hogeschool en de Evangelische School voor Journalistiek, en ten slotte hoofd evangelisatie en toerusting van het Diaconessenhuis in Amerongen. Hij werkte mee aan de Herziene Statenvertaling en de Studiebijbel Oude Testament. Van Velzen is getrouwd, heeft drie kinderen en drie kleinkinderen.


Lees meer in Digibron

Interview n.a.v. 60 jaar televisie in Nederland, Reformatorisch Dagblad, 6 oktober 2011

N.C. van Velzen geridderd, De Waarheidsvriend, 7 mei 2009

Interview over schriftgezag, Reformatorisch Dagblad, 7 december 2001

De boekenverzameling van drs. N. C. van Velzen, Reformatorisch Dagblad, 2 augustus 2000

Interview met drs. N.C. van Velzen, Terdege, 15 april 1998

Interview n.a.v. 200e nummer Bijbel en Wetenschap, Reformatorisch Dagblad, 30 december 1997

Dubbelinterview drs. N.C . van Velzen en drs. J.A. van Delden, Reformatorisch Dagblad, 3 oktober 1997

Interview n.a.v. aantreden als hoofd toerusting bij Diaconessenhuis Amerongen, Reformatorisch Dagblad, 29 juli 1995

Interview met drs. N.C. van Velzen, Terdege, 31 januari 1990

Artikel van drs. N. C. van Velzen over opvoeding en media, De Reformatorische School, 1 juni 1987

Interview over christelijke journalistiek, Reformatorisch Dagblad, 19 december 1986

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer