Korting subsidies
Minister Hoogervorst van Volksgezondheid draait de subsidiekraan voor 130 welzijns- en sportorganisaties dicht, omdat het (gedeeltelijk) financieren van deze instellingen niet past in zijn beleid. Andere organisaties krijgen de komende jaren 10 procent minder van het Rijk. Deze bezuiniging levert het ministerie van VWS uiteindelijk een besparing van 130 miljoen euro op. Sommige organisaties hebben al aangegeven dat de subsidiestop het einde van hun bestaan inluidt.Dat een keer het mes zou worden gezet in de subsidiering van allerlei welzijns- en sportorganisaties verbaast niemand. Al lang leefde het besef dat sanering nodig is. Er is op dit terrein duidelijk sprake van wildgroei. Nu het economisch tij dwingt tot bezuinigingen is het begrijpelijk en terecht dat de overheid kritisch naar de subsidies kijkt.
De instellingen die nu in de hoek zitten waar de klappen vallen, hebben een zeer verschillend karakter. Naast sportbonden en belangenorganisaties voor beroepsgroepen treft de subsidiestop ook welzijnsorganisaties zoals het Nederlands Kankerinstituut en het Joods Maatschappelijk Werk. Het is de vraag of de laatstgenoemde groep, die duidelijk een algemeen maatschappelijk belang dient, op één lijn is te stellen met verenigingen die hun leden vooral willen laten genieten.
Voor kerkelijk jongerenwerk gaat de subsidiekraan helemaal dicht. Dat is voor het kerkelijk jeugdwerk een behoorlijke klap. Voor de plaatselijke verenigingen is de ondersteuning door de landelijke bonden belangrijk. Weliswaar zijn deze landelijke organisaties slechts gedeeltelijk afhankelijk van overheidssubsidie, maar zij zullen desondanks maatregelen moeten nemen om de korting van Hoogervorst op te vangen.
Een deel van de bezuinigingen op landelijke organisaties wil de overheid steken in nieuw lokaal beleid voor jeugd en sport. Dat is met name voor kerkelijk jongerenwerk nadelig. Lokale overheden willen activiteiten van christelijke organisaties vaak niet financieren omdat ze moeite hebben met het identiteitsgebonden karakter daarvan. Daar ligt temeer een knelpunt omdat de lokale overheden bijvoorbeeld sportactiviteiten ook nu al vaak steunen door goedkoop de accommodaties ter beschikking te stellen.
Behalve met de economische overwegingen die aan de bezuinigingsoperatie ten grondslag liggen, motiveert het kabinet het beleid met het argument dat het burgers en organisaties meer eigen verantwoordelijkheid wil geven. Op zichzelf genomen is daar zeker iets voor te zeggen. Wanneer mensen kiezen voor het lidmaatschap van recreatieve verenigingen is het terecht dat zij daarvoor betalen. Dat ligt toch een slag anders bij instellingen die een bijdrage leveren aan de vorming van jongeren. Gelet op de gestarte discussie over waarden en normen zou de overheid juist hier een duit in de zak moeten doen. Dat moet de toekomst van de Nederlandse jeugd haar waard zijn.
Datzelfde geldt overigens ook voor de kerken waaruit jeugdorganisaties voortkomen. De belangen van de jeugd gaan de hele gemeente aan. Daarom kan en mag het einde van de overheidssubsidie niet het einde inluiden van de landelijke organisaties voor kerkelijk jeugdwerk. Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat jongeren die deelnemen aan het kerkelijk verenigingsleven veelal een hechtere band met de kerk hebben dan zij die dat niet doen.
Er zijn kanttekeningen te plaatsen bij de korting op het welzijnswerk. Te lang daarover klagen, is echter geen oplossing. Hoeft ook niet. Het wegvallen van de overheidssubsidie is jammer, maar het is geen drama. Kerken kunnen nu laten zien wat de jeugd hun waard is. Het komt er omgerekend op neer dat elk (doop)lid per jaar 2 of 3 euro meer in de collectezak moet doen. Dat betrekkelijk geringe offer moet mogelijk zijn.