„Een paar jaar terug was Nederland nog de grootste champignonproducent van Europa, maar doordat het oogsten van de paddenstoel heel arbeidsintensief is, kunnen veel kleine telers niet opconcurreren tegen de lage lonen in Oost-Europa. Zij moeten noodgedwongen sluiten of worden overgenomen door grotere telers”, zegt CBS-econoom Peter Hein van Mulligen.

In 2000 waren er nog 546 telers in Nederland actief, voornamelijk in Limburg en Noord-Brabant. Sindsdien is hun aantal met 70 procent gedaald. „Inmiddels is Polen ons voorbijgestreefd als grootste champignonland, en sommige beweren dat ook Oekraïne al groter is.”

Eerder dit jaar noemde het Landbouw Economisch Instituut de lastige concurrentiepositie van de Nederlandse champignonteelt nog opmerkelijk aangezien de tuinbouw juist voordeel lijkt te hebben van goedkope Oost-Europese arbeiders, omdat die in Nederland ingezet kunnen worden voor seizoenswerk. Volgens Van Mulligen mogen alle gewassen echter niet over een kam geschoren worden. „In de kassen in het Westland wordt veel hightech gebruikt. Ik kan me voorstellen dat Nederland op dat gebied makkelijker koploper kan blijven.”

Naast het aantal bedrijven, neemt ook de oppervlakte met champignons beteelde grond af, blijkt uit gegevens van het CBS. Sinds 2000 zijn de Nederlandse champignonvelden met zo’n 30 procent gekrompen. 12 jaar geleden nam de teelt nog 950.000 vierkante meter in beslag, nu slechts 665.000.

Ondanks het slinkende teeltoppervlak zit er volgens Van Mulligen nog steeds groei in het aantal kilo’s dat Nederlandse champignontelers jaarlijks aan oogst binnenhalen. „Maar dat betekent niet dat de sector het niet moeilijk heeft. Waarschijnlijk was de opbrengst zonder de opkomst van Polen en Oekraïne veel hoger geweest”, aldus de CBS-econoom.