Opinie

Schepper stelt schepsel op weg van de vrijheid en de liefde

Als God almachtig en alwetend is, kan de mens dan nog wel echt vrij zijn in zijn keuzes?

17 November 2012 08:56Gewijzigd op 15 November 2020 00:19
Dr. J. Hoek  Foto RD
Dr. J. Hoek Foto RD

Religie beknot mensen, terwijl ongelovigen pas echt vrij zijn. Die tegenstelling wordt nogal eens opgevoerd. De oproep is dan: „Mens, durf te leven. Durf te staan voor je eigen keuzes. Kies de weg van de vrijheid en blijf jezelf niet angstig en krampachtig verstoppen achter godsdienstige conventies en tradities.” Existentialistische filosofen, zoals Jean Paul Sartre, kiezen om deze reden radicaal voor de menselijke vrijheid en breken juist daarom met het geloof in God.

Pal hiertegenover stond aan het begin van de zestiende eeuw de positie van Maarten Luther in zijn discussie over de vrije wil met Desiderius Erasmus. Luther vergelijkt in een scherpe beeldspraak de menselijke wil met een paard dat ofwel door God ofwel door de duivel wordt bereden. Autonomie is volgens Luther eenvoudig onmogelijk. Het is van tweeën één: ofwel theonomie (je door God laten regeren) ofwel slavernij onder satan. Theonomie betekent echte vrijheid, autonomie behelst in werkelijkheid ellendige gebonden­heid. Het paard dat de leiding van zijn meester herkent, laat zich graag beteugelen. Het paard dat door de duivel wordt bereden, jakkert in paniek op de afgrond aan.

Samenhang

Zo zijn de stellingen ingenomen. Is er eigenlijk nog een zinnig gesprek mogelijk tussen Sartre en Luther? Wat ik in deze bijdrage wil betogen, is dat God de menselijke vrijheid niet bedreigt, maar juist mogelijk maakt. Dat gebeurt in drie stappen. In de eerste plaats wil ik duidelijk maken dat liefde en vrijheid niet van elkaar gescheiden kunnen worden; vervolgens dat God tegelijkertijd door de hoogste mate van liefde en de hoogste trap van vrijheid wordt gekenmerkt; en ten slotte dat ware ontplooiing van de mens de realisatie van vrijheid in liefde inhoudt.

Vrijheid en liefde kunnen slechts floreren in onderlinge samenhang. Dat wil zeggen: liefde veronderstelt vrijheid en vrijheid komt tot haar doel in liefde. Gedwongen liefde is geen liefde, en liefdeloze vrijheid kan evenmin bestaan, want dan is zij geen vrijheid meer. Een moeder die zich vrij voelt om haar kind te doden, is in werkelijkheid een slaaf van dwang­gedachten of van een verwerpelijke en onmenselijke ideologie. Een man die een vrouw wil dwingen hem lief te hebben, bereikt slechts dat zij een afkeer van hem krijgt. Twee mensen die elkaar van harte liefhebben, voelen zich door hun liefde niet begrensd, maar juist in ruimte gesteld. De trieste realiteit van het menselijk bestaan onder de slagschaduw van de zonde is dat liefdeloos misbruik van vrijheid deze laatste opheft.

Volstrekt betrouwbaar

De God van de Bijbel is Hij Die in volstrekte vrijheid volkomen liefheeft. Gods vrijheid betekent dat Hij trouw is aan Zichzelf. Zo is God liefde (1 Joh. 4:8, 16). In de theologie is niet altijd vast­gehouden aan de harmonie tussen Gods liefde en vrijheid. Soms is de slinger doorgeslagen naar de kant van de liefde ten koste van de vrijheid. Dat gebeurt daar waar het begrip ”liefde” wordt ingevuld op een manier die geen recht doet aan de diepgang en zuiverheid ervan. Dan wordt de liefde van God geclaimd vanuit verkeerde bedoelingen. De profeten hebben heilig getoornd tegen de opvatting dat God afgoderij en sociaal onrecht wel door de vingers zou zien vanuit Zijn verbondsliefde. Hun tegenvoeters, de valse profeten, maakten een karikatuur van Gods liefde, alsof het om een zoetsappige tolerantie zou gaan die het kwaad met de ”mantel der liefde” bedekt. Gods liefde blijkt echter het kwaad te verzengen en te verteren.

Ook over Gods vrijheid zijn karikaturen in omloop gebracht. Bijvoorbeeld de idee dat God alle kanten uit zou kunnen gaan omdat Hij nu eenmaal aan geen enkele wet gebonden is. Hij zou grillig een zigzagkoers kunnen varen, waarbij Hij het ene moment iets goed noemt wat Hij op een ander moment kwaad acht. Zo ontstaat het beeld van een God op Wie je geen peil kunt trekken, omdat Hij nu eenmaal boven al onze maatstaven van goed en kwaad verheven is. De vrijheid van God houdt in dat Hij niets doet omdat Hij van buitenaf daartoe gedwongen zou worden. De liefde van God houdt in dat Hij volstrekt betrouwbaar is, want Hij kan Zichzelf niet verloochenen.

God kan niet voor het verkeerde kiezen. Een redelijk schepsel zoals een engel of een mens kan dat wél. Bij God sluit de werkelijkheid van Zijn liefde de mogelijkheid van kwaad doen uit, zonder dat daarmee Zijn vrijheid wordt beperkt. Bij geschapen wezens zoals engelen en mensen zou het bij voorbaat uitsluiten van de keus voor het kwade de mogelijkheid van echte liefde wegnemen.

Hier blijkt het grote onderscheid tussen de Schepper en het schepsel. De Schepper is Die Hij is, het schepsel blijft altijd onderweg naar de realisering van zijn diepste wezen. Terwijl in God de volstrekte realisering van liefde en vrijheid een van eeuwigheid gegeven werkelijkheid is, wordt het schepsel op de weg van liefde en vrijheid gesteld, met de mogelijkheid daarvan af te wijken in een vrijwillige zondeval. Als schepselen kunnen we in vrijheid keuzes maken ten goede of ten kwade.

Nog meer dan in het paradijs

We kunnen echter zo groeien in liefde dat onze vrijheid zich spontaan in de dienst van de liefde stelt. Dit komt op gang in de wedergeboorte of heiligmaking dankzij het werk van de Heilige Geest in onze harten. De Geest schakelt in Zijn onweerstaanbare werking de menselijke wil niet uit, maar wint deze in en buigt deze om zodat hij wil wat God wil. We krijgen door de wedergeboorte een bevrijde wil. We dienen God niet omdat we ertoe gedwongen zijn, maar omdat we ertoe gedrongen worden. Dit is de ware vrijheid die door de liefde tot God en de naaste wordt beheerst.

God zal in alle eeuwigheid door de verloste mensheid en door de heilige engelen in vrijwillige liefde en toewijding gediend en geëerd worden. Jezus is als de nieuwe Mens het grote voorbeeld hoezeer volkomen vrijwillige en tegelijkertijd standvastige liefde mogelijk is. De zaligen zullen aan Christus gelijk zijn (1 Joh. 3:2). Waarom zullen ze niet meer in zonde vallen? Omdat ze van buitenaf niet meer verleid worden, maar vooral omdat ze van binnenuit hart­grondig de zonde afwijzen. Dat laatste vanuit hun zuivere en volkomen liefde, die meer is dan de liefde van Adam en Eva in het paradijs. Zoals de tweede Adam, Christus, meer is dan de eerste Adam.

Prof. dr. J. Hoek, bijzonder hoogleraar gereformeerde spiritualiteit aan de Protestantse Theologische Universiteit
Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl

Verder lezen over dit onderwerp

H. Berkhof, Christelijk geloof, Nijkerk 1993, 445-452.

G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek, Zoetermeer 2012, 237-241; 253-259.

Meer over
Weerwoord

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer