Opinie

Een gelukkig gezin

Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, ieder ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze. Bij deze klassieker van de Russische schrijver Lev Tolstoj sluit Petra Kok aan in een artikel in het christelijke opvoedblad Aan de Hand (oktober 2012). Wat is het dat gelukkige gezinnen gemeenschappelijk hebben? De schrijfster nuanceert de uitspraak van Tolstoj enigszins. Al lijken alle gelukkige gezinnen dan misschien op elkaar, elk gezin is wel uniek: een samenstelling van aparte individuen die allemaal hun eigen wensen en gebruiksaanwijzing hebben. De vraag is dan ook niet zozeer of je als gezin doet wat een ander gezin doet, maar dat je weet wat jouw unieke gezin nodig heeft.

Drs. M. Burggraaf
15 November 2012 16:17Gewijzigd op 15 November 2020 00:17

Petra Kok maakt een indeling in gezinnen en onderscheidt vier soorten. Allereerst het vitale gezin. De leden van zo’n gezin zijn op elkaar gericht, maar het staat ook open voor anderen. Dan het naar binnen gekeerde gezin. De leden daarvan voelen zich gelukkig als ze allemaal hetzelfde denken. In het individualistische gezin gaat ieder zijn eigen gang. Ten slotte is er het afstandelijk gezin. Daarin is de opvoeding er vooral op gericht dat je luistert. Verschillen zijn niet bespreekbaar.

Ieder kan in deze gezinsvormen wel iets terugzien van het eigen gezin of het gezin waar hij of zij uitkomt. Je gedraagt je in relatie met anderen immers vaak zoals je thuis bent opgevoed.

In een gezin heb je te maken met verschillende persoonlijkheden. Als de verschillende gezinsleden elkaar goed kennen, kunnen ze rekening houden met elkaar. Dit draagt bij aan een gelukkig gezinsleven. Iemands persoonlijkheid beïnvloedt de opvoedingsstijl en het gedrag van de kinderen. Als je extravert bent, praat je gemakkelijk en heb je graag mensen om je heen. Maar als je kind introvert is, heeft het behoefte aan alleen zijn, tijd om te denken en indrukken te verwerken. Elke opvoeder kijkt heel gemakkelijk vanuit de eigen behoeften naar kinderen en verwacht dat ze hetzelfde nodig hebben als zijzelf. Als je introvert bent, houd je van rust, regelmaat en tijd voor jezelf. Maar heb je kinderen die extravert zijn dan willen ze vrijheid, actie en veel verandering.

Ook elke leeftijdsfase heeft zijn eigen geluk. Als je kinderen klein zijn, geniet je van andere dingen dan wanneer ze tiener zijn. Elk gezin komt terecht in een overlevingsfase: druk, druk, met weinig structuur. Dan volgt een tijd van stabiliteit en rust; vanuit wanorde komt meer voorspelbaarheid. Uiteindelijk kom je in een fase van zingeving en dienen. Je hebt als gezin energie over om er voor anderen te zijn. Alles heeft zijn tijd.

Er is dus nogal wat af te dingen op de uitspraak van Tolstoj dat alle gelukkige gezinnen op elkaar lijken. De x-factor is niet te vinden.

Uit een artikel van L. Ghysens en J. van Braak over betrokkenheid van ouders bij scholen in Pedagogische studiën (2012 nummer 4) halen we enkele conclusies over de invloed van gezinskenmerken op de betrokkenheid van ouders bij scholen. Samenwerking tussen ouders en school voorkomt dat thuis en school twee van elkaar gescheiden werelden zijn waardoor kinderen zich minder thuis voelen op school.

De mate waarin ouders en kinderen met elkaar communiceren over schoolgerelateerde zaken wordt beïnvloed door het aantal uren dat ouders werken, zo luidt een conclusie uit het onderzoek. Een druk beroepsleven kan leiden tot vermindering van de communicatie binnen het gezin en de communicatie met de school. Behalve de beschikbaarheid van ouders wordt de kwaliteit van de ouder-kindrelatie als een essentiële component gezien van de ouderbetrokkenheid. Gezinskenmerken zijn dus van invloed op de relatie tussen school en gezin. Het is geen verkeerde conclusie als we stellen dat het gelukkige gezin (van welk type ook) een positieve invloed heeft op de betrokkenheid op de school.

Kan een pleeggezin ook een gelukkig gezin zijn? In JeugdenCo (okt./nov. 2012) schrijft Irene Hemels over jongeren met ernstige gedragsproblemen die meestal belanden in een gesloten of justitiële inrichting. Er loopt een experiment om deze jongeren in speciaal opgeleide pleeggezinnen op te nemen. Deelnemers verblijven zes tot negen maanden in een ‘opvoedgezin’. De ouders hebben een training gevolgd en gaan een dienstverband van achttien uur aan. Om dat gezin heen staat een heel behandelteam. De opvoedouders werken met een puntensysteem, waarmee ze dagelijks en op een neutrale manier feedback geven en zicht houden op de vorderingen. De behandelaar beslist over sancties of wijzigingen in het behandelprogramma. De ouders verwijzen daartoe naar de behandelaar. Op die manier voorkom je conflicten. Zo’n zeventig jongeren hebben inmiddels deze plaatsing van negen maanden afgesloten. De voorlopige uitkomst is dat deze jongeren niet als modelburgers afgeleverd worden, maar dat hun koers wel verlegd is.

Drs. M. Burggraaf, voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede. Reageren? focus@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer